Max Janzing (22) overleed maandag aan de gevolgen van acute leukemie. Zijn wens: ‘dat mijn vrienden altijd bij elkaar blijven’.
door ANNEMARIE HAVERKAMP (dit artikel staat vandaag in de Gelderlander)
Als kind wilde Max Janzing wel het leger in. Niet om te vechten, maar vanwege de band met andere jongens. ‘Ik heb altijd behoefte gehad aan een vorm van broederschap’, vertelde hij in juni van dit jaar.
We zaten in café Eten & Drinken aan de Groesbeeksedwarsweg. Op tafel lag mijn opname-apparaatje. Max was verkouden en op mijn aandringen waren we achterin de zaak gaan zitten, weg van de tocht. Tijdens een eerdere ontmoeting had hij al uitgelegd hoe kwetsbaar hij was. Max was ongeneeslijk ziek: acute leukemie. Een infectie kon hem de kop kosten. Toch gedroeg hij zich niet als een porseleinen beeldje; Max ging graag stappen. Altijd met vrienden.
Fotograaf Bert Beelen had ons aan elkaar gekoppeld omdat hij dacht ‘dat er een bijzonder verhaal in zat’. Bert volgde Max al een tijdje, om foto’s te maken van hem en zijn kameraden. Max wilde vereeuwigd worden, maar niet alleen. Achterin het café legde hij het me uit. ‘Ik hoop dat als de jongens later naar die foto’s kijken, ze elkaar niet uit het oog verloren zijn.’
Max koesterde drie vriendengroepen. Twee Nijmeegse, één in Amsterdam. Hij groeide op in Nijmegen-Oost en ging als kind naar basisschool de Blauwe Buut. Hij werd vroeger gepest, vertelde hij. Misschien verklaarde dat zijn behoefte aan kameraadschap. Later ging hij naar het Canisius College. Orion was zijn club. ‘Al op de middelbare school had ik een hechte groep vrienden. We gedroegen ons heel corporaal.’ Max begon aan een rechtenstudie in Nijmegen, maar stapte al snel over naar Amsterdam. Daar werd hij lid van een roeidispuut. Toen het tijd was om een dispuutsfoto te laten maken, wist Max al dat hij niet meer beter zou worden. In februari van dit jaar – hij was toen bijna een jaar ziek – was het woord ‘uitbehandeld’ gevallen. De roeiers werden gefotografeerd in het Archeon. ‘Want de Romeinen associeer ik met broederschap’, zei Max. Met zijn twee andere vriendengroepen poseerde hij ook: in een weiland voor de Waalbrug (middelbare schoolvrienden) en als ‘laatste avondmaal’ in Museumpark Orientalis (jeugdvrienden, foto hiernaast).
De maanden dat hij ziek was, hield hij zijn vrienden dicht bij zich. ‘Wat ons hecht maakt, is dat we samen iets unieks beleven’, verklaarde Max. ‘Samen maken we een sprong naar volwassenheid.’ Zijn hoop was dat de jongens door de intense ervaring van zijn ziekte altijd bij elkaar zouden blijven. ‘Als dat mijn nagedachtenis kan zijn, ben ik daar heel trots op.’ Hij regelde een ‘besloten avond’ in café Stretto en feestte tot diep in de nacht. Op een ochtend werd Max wakker uit een droom waarin hij 150 gasten, familie en vrienden, samen aan een ‘grand diner’ had gezien. Met hulp van velen, waaronder zijn broer David, ouders en vriendin Fleur (‘ik was graag langer met haar samen geweest’) realiseerde hij die droom bij restaurant Beau in Brakkestein. De stichting Daniëlle – voor wensen van jongeren met kanker – financierde het eten en de Nijmeegse Fieldwork Foundation het vervoer (per limousine). Max was het drukst met de tafelschikking; iedereen moest door elkaar zitten. ‘Ik weet nu dat het leven draait om verbintenissen.’ Bert Beelen maakte de foto’s, ik schreef de biografie van Max’ ziekte. Het werd uiteindelijk een (privé)boek.
Afgelopen maandag ging Max dood. Vandaag komen al zijn vrienden en familie opnieuw bij elkaar voor de afscheidsdienst in de Stevenskerk. Er is geen tafelschikking.
Lees hier het verhaal over Max en zijn ziekte dat in juni in NRC werd gepubliceerd.
Vandaag namen we in een barstensvolle Stevenskerk afscheid van Max, (stief)zoon van twee dierbare vrienden.
Wat was het indrukwekkend om te zien, te horen en te voelen, hoe veel mensen zo veel van een jong mens hebben gehouden.
En wat was het voor mij (61) imponerend om juist van zijn vriendin en vrienden zoveel warmte, respect en saamhorigheid te mogen ervaren. Want dat deelden ze met elkaar, met ons, met mij…