Het is natuurlijk futiel, klein en onbetekenend. Maar dat is alles in het licht van de vluchtelingencrisis. Ik kijk heus ook tv. Zeg ‘tjee’ en ‘och hemel’. Terwijl ik me in stilte afvraag waarom ik nooit gehandicapte kinderen in de mensenmassa’s zie. Waar ze zijn, of ze weg kunnen komen. Of wij met Job zouden kunnen vluchten. Met de rolstoel de kapotgeschoten stad uit. Die venijnige achterwieltjes die achter elke brok puin op het wegdek blijven haken. Het bange kind dat niets begrijpt. Het is zo donker, mama.
Over een boottocht wil ik niet eens nadenken.
In mijn eigen beschermde wereldje gaan gehandicapte kinderen met een busje naar school. Het is een kort bericht van het taxibedrijf dat me dit weekend bezighoudt. In de mail staat: ‘vanaf maandag is de nieuwe ophaaltijd 8:23 uur’. Geen 8:22 uur of 8:24 uur, maar 8:23 uur. Dat is nogal een specifiek tijdstip. Iemand van het taxibedrijf moet de route tot in detail hebben uitgestippeld. Rekening houdend met ochtendspits, weersomstandigheden en de tijd die het laden en lossen van rolstoelers vergt. Maar, denk ik dan, die factoren zijn toch variabel? Hoe kan iemand nou beloven elke ochtend om exact 8:23 uur voor onze deur te staan?
De reden van het vervroegde ophaaltijdstip is dat de kinderen te laat op school kwamen, vermeldt de mail. Dat kan ik volgen. Het taxivervoer begon dit schooljaar – laat ik het netjes zeggen – rommelig. De eerste maandagochtend kwam de taxi helemaal niet, dinsdagochtend stuurde het taxibedrijf een lege bus nadat ver na ophaaltijd (8:30 uur) was gebleken dat Job er niet bij in paste en op woensdagochtend kreeg ik om tien uur een luchtig telefoontje van de chauffeur ‘dat hij onderweg was’. Job zat toen al een uur in de klas, haastig gebracht door zijn vloekende moeder. Ik was inmiddels op mijn werk.
Jobs vader belde die derde dag het taxibedrijf dat dit toch niet de bedoeling kon zijn. In een digitale reactie sprak het vervoersbedrijf van ‘opstartproblemen’. En: ‘Wij hopen dat u het vervoer de kans geeft zich de komende twee weken te laten ontwikkelen.’
Daar moest ik om lachen. ‘…zich te laten ontwikkelen.’ Alsof het om een kind gaat dat je de ruimte moet geven op zijn eigen tempo zijn eigen ik te kunnen vormen. Alsof je als bedrijf de zaken niet zelf in de hand hebt. Bovendien: twee weken? Moet je eens proberen als commerciële onderneming met, zeg, gewone betalende klanten. Als ik door schuld van een taxibedrijf één keer te laat op mijn afspraak ben gekomen, bel ik toch echt de concurrent. Maar als je gehandicapte kinderen naar school brengt en daarvoor centjes krijgt van de gemeente, zeg je gewoon dat de klant maar even moet afwachten. Want ouders van gehandicapte kinderen hebben geen baan? Die kunnen gewoon met het kroost thee blijven drinken tot de busjes volgens schema rijden?
En nu dus de 8:23 uur-mail. Een futiliteit, ik weet het. Ik zou elk Syrisch kind, gehandicapt of niet, een taxirit wensen. Naar een veilige toekomst. Maar ik kan er niets aan doen dat 8:23 in mijn hoofd blijft hangen. ‘Als de taxi er morgen om 8 uur 24 niet is, bel ik meteen’, grapt mijn man.