We zijn eruit. Mama krijgt voor haar verjaardag een tatoeage. Op haar ene arm mijn naam, op haar andere die van mijn broer. Gniffelend scharrelen we door de wijk in aanleg. Het idee alleen al. Mijn moeder met een tatoeage is als Beatrix met een hanenkam. Ze is zo keurig dat ze vroeger mijn broekspijpen omstikte als ik ze met veel moeite had afgetrapt. Ze deed het waarschijnlijk ’s nachts en met een demper op de naaimachine, want ik heb haar er nooit op kunnen betrappen.
Maar goed, de tatoeage. Mama heeft er zelf om gevraagd, want ze gaat verhuizen. Samen met papa. Waar je zou verwachten dat een Achterhoeks 70+ echtpaar een aanleunwoning betrekt in het brave dorp waar het al 47 jaar woont, bouwen mijn ouders een nieuw huis in de grote stad. En niet ergens aan een hofje met een aangeharkt plantsoen, nee, pa en ma nestelen zich tussen de hipsters op een voormalig haventerrein. Vergelijkbaar met de Honig in Nijmegen. Oude fabrieksloodsen, kroegen met meubels van steigerhout, een vrachtschip omgedoopt tot B&B en een Fooddock in een voormalige graansilo waar een bebaarde vogel de keuken van ‘Mr. Hapje’ runt.
Mijn broer en ik banen ons ongelovig een weg tussen de bakfietsen en picknicktafels. Een van de laatste stukjes grond in dit hippe mini-Berlijn is toch echt voor onze ouders.
‘Als ik dan verhuis, wil ik ook heel iets anders’, zegt mama na de rondleiding. Dat haar toekomstige stek op spuugafstand van een coffeeshop en een tatoeagezaak staat, is geen probleem. Sterker: ze kijkt uit naar een beetje meer rumoer. De vrijstaande woning tussen ruisende mais en stille weilanden heeft ze wel gehad.
Er zijn kinderen die het hun ouders kwalijk nemen als hét huis van hun jeugd wordt verlaten. Dat doe ik nu dus ook. Hadden ze dit godbetert niet 41 jaar eerder kunnen doen?