In slaap gevallen achter het stuur. Snowboardongeluk. Tumor. Elektrische schok. In ondiep water gedoken. Hersenbloeding. Explosie. Complicatie na operatie. Werkongeval in staalfabriek. Terroristische aanslag. Bacteriële infectie. Met de fiets over de kop. Botkanker. Verdwaalde kogel bij vuurgevecht tussen drugsdealers. MS. Uit de trapeze gevallen. Motorongeluk. Hoge koorts. Naast de trampoline gesprongen. Thuis gestruikeld.
Godallemachtig. Dit is de sporters overkomen die voor me in de arena staan. Ik lees het in het programmaboekje van de Cybathlon, de Olympische Spelen voor mensen die als halve cyborgs door het leven gaan nadat ze invalide raakten. Door een stom ongeluk veranderde hun leven compleet. Boem. Arm of been weg. Stempel erop: Gehandicapt.
Al de hele dag zit ik op de tribune van deze ijshockeyhal in Zürich. 72 universiteitsteams uit 25 landen laten zien hoe ver ze zijn met hun high-tech oplossingen voor pechvogels. Ik kijk naar atleten met robotgestuurde armen, sprinters op metalen benen en fanatici in haperende exoskeletten. Andere sporters dragen een badmuts met elektroden die hun gedachten kunnen lezen. Ze zitten doodstil, want ze gamen zonder handen. Zo sturen ze een poppetje aan. Toine Welling uit Nijmegen (in elkaar gezakt op zijn 21ste, waarna dwarslaesie) wint zilver en gaat onder luid applaus uit z’n dak. Ik ook.
Prachtige technologie voor mensen die op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats waren, gestuurd door het lot. Ik had er kunnen staan. U ook. We kijken naar toeval. En niet naar ‘gehandicapten’, die zo vaak als eenvormige massa worden weggezet. Als een leger mieren dat was voorbestemd zielig te hinken. Dit is geen leger. Dit zijn individuen met banen en gezinnen.
Zo voorzichtig mogelijk reis ik van Zwitserland naar huis. Voor het slapen gaan bel ik mijn moeder. Ze vertelt dat haar jonge buurvrouw in coma ligt. Misschien is ze voor altijd gehandicapt. Oorzaak: thuis van de trap gevallen.
Naschrift: de jonge buurvrouw is inmiddels helaas aan haar verwondingen overleden.