Kleine snorretjes en grote elektrische rolstoelen. Die zie ik voor me als ik terugdenk aan de rondleiding door Jobs nieuwe school. Voor die rolstoelen moesten we soms opzij springen, ze gingen nogal hard door de gangen. Waar pubers buiten crossen op brommertjes, zo testten ze hier binnen de maximumsnelheid in hun minstens zo heftige wheelchair monster trucks.
De school had een royale kantine waar zo’n rolstoelcoureur in zijn eentje een kop koffie dronk. Koffie, dacht ik. Ook zoiets. Koffie past niet bij mijn beeld van een school voor Job. Dat is iets voor grote mensen.
De tienerleerling die ons rondleidde door het immense gebouw, duwde zijn pookje naar voren en zoefde het houtbewerkingslokaal binnen. Deze lessen waren leuk, vertelde hij. Maar er waren ook vakken waar hij een pesthekel aan had en docenten die hij stom vond.
Op de tv-schermen in de gangen werd een gala aangekondigd. We zagen een kooklokaal en hoorden dat leerlingen zelf het eten bereidden dat in de pauze werd geserveerd. Sommige kinderen leerden hier een beroep.
‘Dit is een middelbare school’, herhaalde de man die de rondleiding begeleidde een paar keer.
Onmiskenbaar. Zo anders vergeleken met ons vertrouwde schooltje op de heuvel waar Job al een jaar of acht naartoe gaat. Dat is een Teletubbie-achtig planeetje met juffen die lachen als de zon.
Buiten de nieuwe school sjouwden een paar sterke jongens met takken en kruiwagens. We bezochten het gebouw voor dierverzorging, waar een wit vogeltje in mijn haar landde. Het beestje piepte schel in mijn oor en ik antwoordde dat hij gelijk had. Dit was inderdaad de goede school voor Job. Ja, mijn zoon was in mijn beleving nog een piepkuiken, maar ook in het speciaal onderwijs worden kleine kinderen groot.
Job is aangemeld voor de middelbare school. Vandaag viel de bevestiging op de deurmat.