We hadden een korte vakantie in Noord-Noorwegen die zo maf, wit en onwerkelijk was dat ik op de terugweg betwijfelde of die wereld wel echt bestond. Was er een toneelstukje voor ons opgevoerd?
Het Noorderlicht had ons naar deze plek boven de poolcirkel gebracht. Al de eerste avond reden we daarvoor met een busje het besneeuwde berglandschap in. Onze gids was een jonge Engelse wetenschapper die als David Attenborough vertelde over Lappen en Noorderlicht-mythes. De groene flarden aan de hemel werden vroeger begrepen als dansende geesten of hoog uitgespoten walvisadem. We hadden mazzel, het magische licht openbaarde zich helder. Soms gestreept, als een luxaflex die openging (overigens: het menselijk oog registreert het Noorderlicht minder spectaculair dan een camera).
De volgende dag bestuurde ik een hondenslee over een witte vlakte. Rob zat voorop en husky’s trokken ons voort. Er stond een nieuwe nacht met groene geesten op het programma. Dit keer eindigden we op een leeg strand terwijl het sneeuwde. De optimistische gids voorspelde dat het snel zou opklaren en maakte een kampvuur. Hij spreidde rendierhuiden en nodigde ons uit plaats te nemen.
Op dag vier zaten we weer in het vliegtuig naar huis. Terwijl het toestel door de wolken brak, overviel me de gedachte dat het allemaal niet echt was geweest. Dat ze beneden, uit ons zicht, nu bezig waren het decor af te breken. Iemand trok de stop uit de fjorden waardoor ze leegliepen. Met een schepnet visten ze de orka’s eruit die we een dag eerder hadden gezien. De batterijen gingen uit de sledehonden en het enorme projectiescherm waarop we het Noorderlicht hadden gezien, werd opgerold. De Noren spraken weer gewoon Nederlands en duwden alle rekwisieten in een grote loods. Als laatste het sneeuwkanon. Bij het sluiten van de deuren gaven ze elkaar een high five. Rob en Annemarie waren erin getrapt, de Arctische voorstelling was geslaagd.