Of we een boekbespreking willen voorbereiden met Job, vraagt de juf. Haar verzoek staat in het schriftje dat elke dag van huis mee naar school gaat en weer terug. Ik ben er even stil van. Een boekbespreking. Met Job.
Ja maar, denk ik. Job kan helemaal niet lezen. Laat staan een presentatie houden. Maar dat weet de juf ook. Hier is dus over nagedacht.
Ik zoek naar een handleiding. ‘Hoe bereid je met je niet-lezende kind een boekpresentatie voor?’ Zit er niet bij. Het lijkt erop dat dit meer een test voor mij is dan voor mijn zoon. Maar ik heb lang genoeg in leidinggevende functies gezeten om te weten hoe ik moet delegeren. Dus vraag ik de pgb-begeleidster of zij thuis met Job aan de slag wil. Mijn smoes: ik moet een weekend weg – het is nog waar ook.
Een moment kijkt ze me glazig aan. Vermant zich dan snel. ‘Oké.’
Als ik na een paar dagen weer thuiskom, heeft Job uit zijn kast zelf een boek uitgekozen: Aladdin. Behalve de geïllustreerde papieren versie heeft hij ook de ‘telefoon’ erbij gepakt. Zo noemt hij de soort van tablet die bij het verhaal hoort. Als je op icoontjes drukt, wordt het avontuur voorgelezen. Ook een vorm van delegeren; dit is een kind van mij!
Samen met de begeleidster heeft hij al geoefend. Aan de hand van vragen kan hij vertellen over de geest, Jasmine en Aladdin.
Op de grote dag gaan boek en telefoon mee naar school. ’s Middags lezen we in het schriftje dat Job ‘heel erg zijn best heeft gedaan’ en ‘het heel leuk vond’. Het mooie van deze speciale school is dat het erom gaat dat je het gedaan hebt en niet om of de prestatie een vijf of een negen waard was. Daar leer ik dan weer van.