‘Huil alstublieft niet mevrouw Haverkamp.’ Deze boodschap, opgeschreven door een mij onbekende dame van 74, cirkelt al dagen door mijn hoofd. Als een dichtregel. De vrouw reageerde op mijn column van vorige week. Daarin beschreef ik mijn pijn als mensen me weer eens vragen ‘of ik het wist’. Of ik dus 13 jaar geleden moedwillig een meervoudig gehandicapt kind op de wereld had gezet.
Aanleiding was een lezersbrief op een stuk over Job in het magazine Human. Een meneer vond dat ik als een soort bewust verdrietige moeder dan maar op de blaren moest zitten en geen recht had op pgb of andere steun van ‘onze belastingcenten’.
Terwijl mijn column als een sneeuwbal door de sociale media rolde, regende het verontwaardiging. Lieve reacties, warme reacties, opbeurende reacties. Wildvreemden die weigerden te geloven dat zelfs deze solidariteit uit Nederland was weggesijpeld. Er kwam troost van alle kanten: ‘je hoeft je nooit te verantwoorden’ of ‘Job mag er zijn’. En er was herkenning bij andere ouders: ‘die vraag krijgen wij ook’.
De 74-jarige dame reageerde per mail. Toen ze scheef ‘huil alstublieft niet mevrouw Haverkamp’, brak deze mevrouw Haverkamp. Gewoon, door dat geborgen gevoel als mensen voor je opkomen. Ze snapte onze kwetsbaarheid en schreef dat zij die gemene lieden liefst de waarheid zou zeggen namens mij. Ik voelde me even een kind. ‘Schuil maar bij mij, mama jaagt de grote jongens wel weg.’
Ja, de kille rekenmeesters zijn gelukkig in de minderheid. Maar de tendens om uit te gaan van een calculerende samenleving die maakbaar moet zijn, wint ook terrein. Die eigen schuld-reflex vertaalt zich in kortzichtig beleid en gekmakende bureaucratie. Ouders van ernstig gehandicapte kinderen vroegen deze week niet voor niets via de online campagne #ikziejewel om meer erkenning en steun. Ik droogde mijn tranen zodat ik ze allemaal kon zien.