In de sauna valt veel te zien. Van alle delen van het menselijk lichaam die mij kunnen intrigeren, staat de navel bovenaan. Helaas is dit stukje ingeklonken lijf niet bij iedereen even goed zichtbaar. Hangt er een vetschort voor, dan houdt het op.
Op het bankje bij het voetenbad kan ik mijn ogen dit keer niet afhouden van een navel die groot en rond is. Het lijkt het begin van oneindige gang waarin je kunt verdwijnen. De navel hoort bij een slanke vrouw met een platte buik; het type waarbij je een sierlijk klein knoopje zou verwachten.
Mijn fascinatie voor navels is ontstaan met de komst van Job. Altijd was ik ervan uit gegaan dat elk mens een navel heeft. Nee dus, mijn eigen kind niet. Hij werd geboren met een enorme navelbreuk; op zijn buik lag een bal met daarin zijn darmen. Oorzaak: de buikwand was niet goed gesloten. De navelstreng ging dus van mij naar die bal. Toen Job was losgeknipt, zat er een wond op het vlies.
De bal liet zich gemakkelijk in de buik duwen, maar plopte er even soepel weer uit. Het ding groeide mee met het groter worden van het kind. ‘Opereren’, zei de dokter. Job was vier maanden toen zijn buik werd gesloten.
Het litteken liep als een ritssluiting van ribbenkast tot geslacht. De operatie was goed geslaagd, meldde de chirurg na afloop. ‘Alleen is de navel die ik heb geprobeerd te maken niet zo goed gelukt.’
Nog altijd vind ik de gedachte van die grote man op de OK die onze toch al zo vreemde baby een zo normaal mogelijke navel probeerde te geven, vertederend. Er zijn dus mensen die navels maken. In plaats van een knoopje, werd het bij Job een bocht in het litteken. Die kleine afwijking kon er nog best bij.