‘En als hij weer blijft hangen, moet je er gewoon een keer met de vuist op slaan’, zegt de liftmonteur voordat hij ons huis verlaat. De man met imposante gereedschapskist heeft zojuist geprobeerd de storing in onze huislift te verhelpen, maar had niet het juiste onderdeel bij zich. ‘Ik heb het besteld’, zegt hij voor hij weer in zijn busje stapt.
Ik zwaai hem uit. Job en ik blijven samen achter. Durf ik mijn zoon straks in zijn rolstoel in de lift te zetten? Wat als hij halverwege ergens stopt? Ik kan hem door de spijlen soepstengels aangeven ofzo.
Toen de monteur nog op zijn knieën in de lift zat, hoorde ik hem bellen. Een collega op afstand moest hem helpen het probleem op te lossen. Want zo’n antieke lift als die van ons, had hij nog nooit gezien.
Wij hebben een ijzeren kooi die uit het plafond komt. Met een hekwerk van tralies. Die lift zat al in het huis toen we het kochten. Sterker: we kochten het huis ómdat die kooi erin zat.
Ik stelde me voor dat de collega-op-afstand een gepensioneerde medewerker van het liftbedrijf was. Alleen in uitzonderlijke gevallen werd hij nog gebeld. Misschien stond hij als jongeman in de fabriek waar de bakjes gemaakt werden. Was hij de elektricien die de bedrading aan elkaar knoopte.
Daar leek het wel op toen de monteur had opgehangen en me het euvel in de lift aanwees. Hier, achter een afwerkplaat die hij had losgeschroefd, maakte iets geen contact. Op het metaal waren met watervaste stift agressieve rode pijlen getekend, in de richting van de plek waar ‘iets’ het liet afweten. ‘Altijd kontroleren!’, stond erbij (met een k).
Dat had die liftpensionaris er dertig jaar geleden vast hoogstpersoonlijk bij geschreven. Omdat hij deze problemen al lang had voorzien. Misschien moet ik er voor de toekomst een advies bij schrijven: ‘Gewoon met de vuist op slaan’.