Heeft Job pijn? De dokter vraagt het, de tandarts vraagt het. Het eerlijke antwoord is: we weten het niet. Job krijst niet meer hartverscheurend zoals vorige week toen hij net met zijn tanden op de badkamervloer was gevallen. Hij laat toe dat deskundigen in zijn mond kijken om de schade op te nemen en een restauratieplan te bedenken. Zijn pijngrens is extreem hoog, dat weten we van eerdere ongelukken en operaties. Maar wat voelt hij precies?
Job begrijpen is proberen een handleiding in het Japans te lezen. De meeste tekens kennen we niet. Het beste is op zoek te gaan naar symbolen die beide talen gemeen hebben. Een droevig gezichtje snappen we, dat staat voor verdriet. Een big smile is ook helder: blijdschap. Maar wat betekent het als je kind niet lacht of huilt en overwegend zwijgt?
Ik heb geen idee wat er in zijn stille koppie omgaat. Hij is niet bang geworden voor de toiletstoel waar hij uit is gevallen, dat zou je kunnen interpreteren als ‘goed’. Bezorgde bezoekers vertelt hij de trefwoorden: vallen, huilen, pijn aan tanden. Doorvragen heeft geen zin, die taal spreekt hij niet. Sinds het ongeluk slaapt hij ’s nachts veertien of vijftien uur, in de klas doet hij een middagdutje op een zitzak. Zijn lijf zal zo wel herstellen, zeggen we tegen elkaar. Soms bestuderen we zijn gezwollen kaak en verkrampen namens hem. Dat moet toch pijn doen!
Voordeel is dat Job de gevolgen van de crash niet overziet. Hij mag dan 14 zijn, dat mooie tanden betekenis hebben in het schoonheidsideaal, gaat aan hem voorbij. Even nieuwsgierig als voorheen neemt hij zichzelf op in de spiegel.
De tandarts belooft dat ze haar best gaat doen zijn gehavende gebit onder narcose op te lappen. De woorden die ze spreekt, troosten vooral ons.