In een blauwe nachtpon sta ik op de dijk. Boten glijden door het zwarte water. ‘Heel stil blijven staan’, roept de fotograaf van beneden.
‘Ja maar ik bibber.’
Stilstaan lukt niet met die snijdende wind. De blote voeten in mijn regenlaarzen zijn gevoelloos geworden.
Of ik even met de zaklamp op mijn gezicht wil schijnen, dan kan zij scherpstellen. De fotograaf die verderop in het gras staat, is bezig met een serie over slapeloze mensen. Annabel Oosteweeghel heet ze. Haar project wordt volgend jaar geëxposeerd in Museum de Fundatie. Ik ben de wakende schrijver.
Niet eerder stond ik ’s nachts in een blauwe nachtpon op de dijk. Ik voel me een ‘verwarde vrouw’ maar ergens vind ik het passend. Dit is het decor waarin ik mijn boek schreef, dit landschap had ik nodig om me eenzaam en oncomfortabel te voelen. Nu poseer ik in precies die sfeer die ik zocht. Ik wil naar binnen, ik wil naar huis, maar ik kan nergens heen.
‘Niet bewegen!’
Zo voelt het dus om hoofdpersoon te zijn in een verhaal dat iemand anders bedenkt. Zelf liet ik mijn doodzieke personage Egbert over deze dijk een rolstoel duwen. Met zijn kind erin, tegen de wind in. Ik voel de elementen. Fictie en werkelijkheid vloeien samen op de plek waar de Rijn zich splitst in de Waal en het Pannerdensch Kanaal. Hoeveel uren heb ik hier doorgebracht? Maar toen zat ik in mijn hoge schrijfhuisje met verwarming en koffie. Het verlichte raam kan ik van hieraf zien. Er waren ochtenden dat ik er al om vijf uur zat, ik was toch wakker.
Of ik een paar stappen naar voren wil zetten, vraagt Annabel. Er passeert een auto, een man roept iets onverstaanbaars uit het raam. Terwijl ik omkijk, klikt de fotograaf.