De elektrische fiets zit in de lift, behalve die van ons. Mijn frustratie piekt op het fietspad als ik krom over het stuur lig terwijl bakfietsmoeders met een half dozijn koters me lachend voorbij zoeven.
Mijn fiets heeft ook een motortje. Al meer dan tien jaar. Ooit waren we zelfs pioniers met onze rolstoelfiets-met-trapondersteuning.
Maar nu is die voorsprong door techniek een kwelling geworden. In het beste geval kun je ons rijwiel vergelijken met een slecht afgesteld fitnessapparaat. Het ding is eerder een rem dan een duwtje geworden. Jobs begeleidster heeft het opgegeven en laat de fiets wegens gebrek aan power onderaan de heuvel staan als ze met Job naar de manege voor aangepast paardrijden gaat. Lopend duwt ze Job in zijn rolstoel omhoog. Ga er maar aan staan.
Het lukt ons niet de rolstoelfiets gefikst te krijgen. Het is een gebed zonder einde. Al jaren worden onze klachten stelselmatig verkeerd genoteerd, slecht doorgegeven of vergeten. Reparaties worden gebrekkig uitgevoerd.
Vorige week verloor ik mijn geduld. Dit keer had ik gebeld om te zeggen dat de accu niet meer oplaadt, en we dus helemaal niet meer konden fietsen. De monteur die aanbelde, las van zijn briefje dat de accu ‘slecht laadt’. Geconfronteerd met ‘niet laadt’ zei hij dat hij daarvoor niet de juiste spullen bij zich had. Ik sprong uit mijn vel.
Omdat het al-tijd zo gaat. Als dit een commercieel bedrijf betrof, dan was de laatste klant op eigen kracht weggefietst. Wie wil er nou een fietsenmaker die uitvluchten aflevert en geen fietsen blijkt te kunnen maken? Maar als ‘gehandicapte’ kunnen wij niet overstappen naar een ander. De fiets is geleverd door de gemeente (je kunt ’m niet zelf kopen) en die heeft één hulpmiddelenbedrijf aangewezen voor alle reparaties. Zo houden we het falende systeem in stand.