Vanaf het moment dat ik mijn ogen open deed, keek ik continu op de klok. Tergend langzaam verstreken de uren. Het hoeveelste coronaweekend was dit? Allemaal verliepen ze hetzelfde. Lange dagen zonder inhoud. Afspraken leken een construct uit een ander tijdperk.
Maar vandaag was er iets om naar uit te kijken. De mevrouw met de hond kwam! Man en zoon deden gewoon hun ding – zij kunnen beter tegen de Groundhog-weekends dan ik. In de keuken waste ik een pan af. Legde iets in de kast of haalde het er juist uit. Weer vier minuten voorbij.
Gelukkig kwam ze te vroeg. De hond hing met haar kop uit het raam van de auto. Ik sprong op, gooide de voordeur open. Als vrouw des huizes was ik degene die het hardst kwispelde.
De hond is er voor Job. We huren haar in zodat Job een maatje heeft. Mijn zoon kan commando’s geven en leren dat een hond beter luistert als je duidelijk articuleert. Hij kan de hond aaien, belonen, uitlaten, snoepjes geven. Waar hij bij mensen extreem timide is, durft hij bij dieren lawaai te maken. De ander aan te kijken. De hond in kwestie is getraind in het helpen van kinderen als Job.
Ik zie mijn zoon het liefst als hij op zijn gemak is. Zelf ben ik op mijn best als er nieuwe dingen gebeuren.
Job bewoog zijn hand omhoog en zei duidelijk ‘up’. Klopte op het kussen. Ons tijdelijke huisdier luisterde en klauterde bij hem op de bank. Na een boel geknuffel liepen we naar buiten. Job hield de riem stevig vast, de hond drentelde braaf naast de rolstoel. We lachten toen Jobs kameraadje de
jacht op een kat opende en zich vervolgens rot schrok van een andere, woedende poes.
Met de baas van de hond praatte ik over koetjes en kalfjes. Dit was nu al het beste coronaweekend in tijden.