Soms wou ik dat ik ook gehandicapt was. De wereld wordt zo veel leuker voor je gemaakt.
Job ligt in de stoel van de tandarts. Als een prins. Onder zijn dunne lichaam is een groot bolletjeskussen gevouwen. Het heeft twee mollige armen die om zijn borst zijn geslagen. Zo voelt mijn zoon zich beschermd.
Volledig ontspannen bladert hij in een plaatjesboek dat hij heeft meegenomen uit de wachtkamer. De tandarts zit achter hem. Ze heeft alleen een voornaam, Meike, en ze neuriet zacht een liedje. Mijn tandarts zingt nooit als ik bij hem lig en zijn voornaam is mij nimmer meegedeeld. Tandarts L, zo heet hij en niet anders.
Meike vraagt Job hoe het met hem gaat. ‘Hoed’, antwoordt mijn zoon alsof hij haar al jaren kent. Onder zijn boek door kijkt ze naar zijn tanden en ze trekt handschoenen aan. ‘Welke kleur zijn deze?’ ‘Bauw’.
Echt interessant wordt het als Meike aan een zwenkarm een schap met apparatuur naar zich toe trekt. Ze kondigt aan dat ze even elektrisch gaat poetsen. Job glundert; thuis vindt hij dat ook leuk. Mijn zoon moet lachen om het brommende geluid en het trillende gevoel. Hij grijpt naar de andere apparaten die op het schap liggen. Dat mag van Meike. Job pakt een soort pen met een knop. Hij drukt erop. Dat is grappig, nu blaast er wind in zijn gezicht. Het volgende ding dat hij zich toe-eigent, is een miniatuurdouche. Haha, nu wordt alles nat!
Jaloers kijk ik toe. Wat had ik dat graag ook eens gedaan, spelen met de apparatuur van de tandarts. Maar ik moet altijd met mijn ogen dicht en mijn hoofd achterover stil in de stoel blijven liggen.
Als Meike even later de kamer verlaat om een collega te raadplegen, moet ik me beheersen. Ik loop naar Job in de stoel. Kan zó de stofzuigers, blazers en slangen aan de zwenkarm pakken. Maar ik weet niet welk knopje Job gebruikte. Ben als de dood dat de stoel plotseling kantelt of het waterbakje overstroomt. Meike komt weer binnen en ik schiet terug op mijn plek: een harde stoel tegen de muur. ‘Niet overal aanzitten hè, schat?’ geef ik Job nog mee.
Meike maakt foto’s van zijn gebit. De tanden staan scheef en de kaak is te smal. Maar voorlopig hoeft er niet ingegrepen te worden. Laat eerst alle grote tanden maar komen.
De tandarts stelt ook mij gerust. Niet alleen omdat ze neuriet, maar omdat ze deel uitmaakt van het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde. We zijn op de universiteit en hier worden de meest ingewikkelde tandproblemen aangepakt. Dagelijks liggen ernstig gehandicapten in de stoel van Meike.
Job is blij dat ze terug is. Hij mag helpen bij het foto’s maken. En als ze klaar is, houdt ze mijn zoon een grote mand voor. Hij mag een cadeautje uitzoeken. Ik krijg niks.
2 thoughts on “Column: Tandarts”
Reageren is niet (meer) mogelijk.
Net al via twitter een berichtje gedaan maar ondertussen ook je blog gelezen.
Herkenning, omdat ik al jaren mee mag met mijn vriendje Bob naar zijn tandarts in Nijmegen.
Een hele rit maar we maken er altijd een dagje uit van met mijn vriendin en mijn Mallisha.
Super om te zien hoe ze daar in het Radboud omgaan met mensen met een beperking.
Gewoon grtjs en we zwaaien! 🙂
Wat sneu Annemarie, dat je niks kreeg. Want zelfs ik – als lezer – heb in de mand van de tandarts mogen graaien. Ik kreeg Mr Bean op het netvlies, ken je die aflevering dat hij even alleen in de behandelstoel achterblijft? Dank je wel voor ’t cadeautje!