Voor een kind dat niet kan lopen, heeft Job absurd veel schoenen. Bij het opruimen van zijn kledingkast kom ik minstens vijftien paar tegen. Twee aan twee zet ik ze bij elkaar op de vloerbedekking. Bijna allemaal Nike’s. Gympies met klitteband, strepen, noppen, veters. En allemaal zien ze eruit als nieuw. Dat zijn ze ook, want Job past ze niet.
Mijn zoon heeft extreem smalle voetjes met lange tenen. Links is de pees tussen enkel en wreef te kort, waardoor die voet omhoog kijkt. Het enige paar schoenen dat hij draagt, is een stevige stapper – type bergschoen -, op maat gemaakt. De verzekering vergoedt slechts één onbetaalbaar paar per jaar, dus zomer en winter draagt hij zijn degelijke kistjes.
Alle gympies kreeg hij van zijn tante. Zij werkt bij het Amerikaanse sportmerk. Toen hij nog een baby was die in het ziekenhuis woonde, bracht ze het eerste paar voor hem mee. Rode schoentjes die op winegums leken. We trokken ze aan en maakten een foto.
Zo doen we het zeven jaar later nog steeds. We zeggen hoe prachtig de schoenen zijn en steken zijn slanke voetjes erin.
Een paar jaar geleden kon hij de sportschoentjes nog dragen, toen hoefde hij er niet op te staan. Nu dat wel moet – in een statafel en bij het klimmen in de rolstoel – hebben zijn enkels steun nodig. Alleen met Sinterklaas en carnaval zoeken we tussen de verzameling naar gympies die bij zijn outfit passen. En als het hoogzomer is en we zijn tenen niet willen verstikken in bergschoenen onder een wapperende korte broek, kiezen we hippe sandalen die we tijdens de wandeling steevast verliezen omdat ze veel te wijd zijn.
Gedurende het groter worden van mijn zoon gaf ik al zijn kleren weg. Zoontjes van vriendinnen konden zich zonder schaamte vertonen in zijn broeken, want die hebben nooit grasvlekken of slijtplekken. Maar de schoenen, die bewaarde ik allemaal. Ze zitten in een afgesloten krat in het verwarmingshok. Mijn man en ik hebben ze nog wel eens in handen gehad. ‘Zullen we ze niet weggeven? Ze zijn zo mooi.’
Dan schudden we onze hoofden. ‘Ze zijn te mooi.’ We sloten de schoenendoosjes weer en duwden het deksel stevig op het krat.
En zo doe ik het nu weer. Ik ruik aan de gympjes – rubber – en maak er een keurige stapel van. Straks verdwijnen ze in het donkere hok waar ze veilig zijn. Misschien begin ik ooit een museum, als eerbetoon aan Job en zijn trouwe tante Nike.
One thought on “Column: Gympies”
Reageren is niet (meer) mogelijk.
Hoi Annemarie,
Wat heerlijk herkenbaar. Koen heeft ook veel ‘nieuwe’ schoenen. Het verschil is dat hij ze wel draagt en nooit ‘verantwoorde’ schoenen hoeft, want hij staat en loopt er niet op. Bovendien groeien zijn voeten nauwelijks zodat hij met gemak de schoenen van vorig jaar aan kan. Goedkoop joh! Zijn kleren slijten ook niet in de rolstoel dus die geef ik ook altijd weg, zo goed als nieuw. Zijn mijn vriendinnen ook blij. En Koen kan altijd op zijn hipst! 😉