‘Moet je zien!’ zeg ik tegen Rob als ik voor hem ga staan. ‘Wat heb ik aan?’ Hij kijkt op van zijn schilderwerk. ‘De jas van Job.’ ‘Ja! De jas van Job. Die past mij dus.’ Mijn man schildert stoïcijns verder, mompelend dat het jasje wel wat krap zit. Ik druip af, richting spiegel waar ik mezelf nog eens bekijk. Niks krap, gewoon een nauwsluitend jasje.
Column: Groot
