Of ik een feestje had, vroeg de collega. Ik had geen feestje. Met een stapel kartonnen bekertjes, gestolen van de koffie-automaat, liep ik de redactie op. ‘Ik neem ze mee naar huis omdat de gifmenger op vakantie gaat’, zei ik.
De collega keek me vragend aan. Kennelijk was ik niet duidelijk geweest. ‘Rob gaat weg.’
Columns
Column: Roman
Zat ik daar in mijn afgelegen schrijfhuis aan de rivier met een lijkschouwer van 81. Of ze me wat kon bijpraten over hoe mensen zoal stikken, had ik haar gevraagd. Ik serveerde thee, zij had chocolaatjes meegenomen. Zat ik daar aan het water met een man die elke dag zijn tamme gans uitliet in de uiterwaarden. Of hij me kon vertellen hoe je een gans leerde zwemmen. Dit keer had ik koekjes ingeslagen, de man dronk zwarte koffie.
Column: Leeftijd
Als meisje kon ik me er niets bij voorstellen. Vroeg ik mijn vader hoe oud hij was, dan antwoordde hij oprecht: ‘Ik heb geen idee.’ Aan de keukentafel begon hij hardop te rekenen. Geboortejaar 1944… Ik vond dat raar. Vroeg je het mij, dan wist ik het meteen. Acht natuurlijk. Ik telde de maanden af tot ik negen was. Bijna groot, en als je groot was mocht je nieuwe dingen.
Column: Donorwet
Gek idee lijkt me: een nier van Job in het lichaam van iemand die kan lopen. Ook raar: zijn lever in een kind dat op en neer springt. Die organen weten niet wat ze meemaken. Helemaal door elkaar geschud! Zou het kunnen? Ik vraag me al een tijdje af of mijn gehandicapte zoon ook onder de nieuwe donorwet valt. De enige info die ik kan vinden, gaat over ‘wilsonbekwamen’. Mensen die niet zelf kunnen beslissen over hun eigen organen, staan ook niet automatisch delen van zichzelf af.
Column: Litteken
Dat hij een schaats in zijn gezicht had gekregen, zei mijn man over het litteken van Sven Kramer. Ik vond het een goed verhaal. Als ik de beste schaatser van de wereld was, wilde ik ook dat zo’n ijzer mij aan de buitenkant had gemerkt. Dat iedereen kon zien hoever mijn toewijding ging; zelfs van bloed schrok ik niet terug. Ik moest eraan denken toen ik in de badkamer voor de spiegel stond. Ik keek naar mijn neus, waar een dieprode winkelhaak in zat
Column: Verschillen
‘Ik herinner me intens verdriet en radeloosheid van een ander gezin op de afdeling’, schreef een moeder mij afgelopen weekend. Ze had mijn column van vorige week gelezen over de geboorte van Job. Háár zoon was diezelfde dag in hetzelfde ziekenhuis geboren, maar dan een uur eerder. Op 4 februari 2004 was er een deur verder een gehandicapte baby ter wereld gekomen.
Column: 10.17 uur
Als ik een klok op 10.17 uur zie staan, moet ik er altijd aan denken. 10.17 uur staat op Jobs geboortekaartje. Dat is het tijdstip waarop hij ter wereld kwam. Op 4 februari 2004, om 10.17 uur, veranderde alles. De verloskundigen in het ziekenhuis haalden een baby van een zeldzame soort en wisselden de eerste blikken uit.
Column: Gamma
‘Gek hè’, zeg ik tegen Rob. Hij knikt. Heel gek. Ik kan het niet laten even via de achteruitkijkspiegel naar de achterbank te kijken. Ook al weet ik heel zeker dat daar geen kind zit. Nope. Job verschijnt niet in beeld. We zijn zomaar weggaan. Deur dichtgetrokken en de auto gestart. Omdat we een blik verf moesten hebben.
Column: Televisie
Eén animatiefilm kan ik noemen waarin een gehandicapt kind geen gehandicapt kind is, maar gewoon een knaapje tussen zijn klasgenoten. Carl zit in een rolstoel en moet toezien hoe zijn maat Sherman, een bolleboosje, wordt gepest. Het rolstoelkind heeft verder geen rol, het zit gewoon brood te eten in de kantine.
Column: Lift (2)
‘En als hij weer blijft hangen, moet je er gewoon een keer met de vuist op slaan’, zegt de liftmonteur voordat hij ons huis verlaat. De man met imposante gereedschapskist heeft zojuist geprobeerd de storing in onze huislift te verhelpen, maar had niet het juiste onderdeel bij zich.