Column: Discriminatie

Soms moet je de straat op om onrecht tegen te gaan in de samenleving. Dan sta je te demonstreren in de kou. Lopen mensen je voorbij alsof je lucht bent, of erger, ze kijken je vies aan. Maar je houdt vol, weet dat je voor een rechtvaardige zaak staat en dat anderen met en na jou baat zullen hebben bij jouw dwarsliggen.

Column: Sokken (3)

Ik hoop dat mevrouw Van E. deze column niet leest. Ze zal me kielhalen. Omdat ik haar sokken de eerste dag al kwijtraakte. Sokken die ze met zo veel liefde op maat had gebreid. Speciaal voor Job. Opdat hij nooit meer koude enkels zou hebben.

Column: Tomaten

Het jongetje laat zijn waterpistolen rusten langs zijn tengere lichaam als hij me vraagt of ik de tomatenplanten heb gezien. “Ja”, zeg ik. Samen staan we op het rivierstrandje bij de krib. Sinds het laagwater groeien hier nieuwe bloemen en planten, waaronder tomaten. Haastige flora in een tijdelijke tuin. Ik probeer te schatten hoe oud dit ventje in korte broek en regenlaarzen is. Zeven? Acht?

Column: Hawking

Als ik dan toch zo’n 18.000 euro neertel voor een rolstoel, wil ik ook twee voetensteunen in plaats van één. En ik zou er niet mee akkoord gaan dat op de zwenkwieltjes de banden ontbreken. Op de site van veilinghuis Christie’s bestudeer ik Stephen Hawking’s rolstoel, die meer lijkt op een elektrische stoel uit een vergeten horrorfilm dan op een hightech hulpmiddel.

Column: Nepeten

Tegenover elkaar zitten we aan tafel. Geen haast, stilte in de kamer. Job is uit logeren. Ik doe mijn best om niet per ongeluk op Robs bord te kijken. Hij zou me iets aandoen. Staren naar je eten is een onhebbelijkheid van onze zoon. Elke hap volgt hij, vanaf het moment dat je een stuk aardappel aan je vork prikt tot het verdwijnt in je mond.

Column: Eindigheid

In de auto naar huis denk ik terug aan het gesprek van zojuist. De vrouw die niet lang meer te leven heeft, vertelde me hoe ze andere dingen belangrijk was gaan vinden. Niet meer het Journaal, wel de kinderen. Alleen nog de essentie, schrap het vluchtige. Met de dood in het vizier kijk je anders naar het leven. Voor het Algemeen Dagblad maak ik een nieuwe serie over mensen die ongeneeslijk ziek zijn en nog iets van hun levenservaring willen delen met ons, de achterblijvers.

Column: Veters

Zelfs op de ouderavond kwam het ter sprake: wat doen we met Jobs schoenen? De begeleidsters thuis hadden ons er al meerdere keren op aangesproken en ook de taxichauffeur roerde zich. Die schoenen!
“We werken eraan”, loog ik. Ik wilde er helemaal niet aan werken. Jobs schoenen waren nieuw. Ik had ze hoogstpersoonlijk gevonden op internet, na een helse zoektocht.

Column: Marktplaats

De bel gaat. Voor de deur staat een man met een doos in zijn handen. ‘Mijn vrouw heeft me gevraagd of ik dit even wilde brengen.’ Vragend kijk ik hem aan. ‘Of zit ik hier niet goed?’ Na inspectie van de doos zeg ik dat ik van niets weet, maar dat het vast klopt. ‘Een SpongeBob-spel, zie ik. Mijn man zal het hebben besteld voor onze gehandicapte zoon, hij is gek op SpongeBob.’ ‘Marktplaats’, zegt de vreemdeling. ‘Als ik vragen mag, wat heeft uw zoon?’

Column: Waalbrug

Op mijn rug lag ik op het asfalt. Job stond precies op het midden van de Nijmeegse Waalbrug die voor één dag was afgesloten voor alle verkeer. Die foto moest ik hebben, van mijn zoon in zijn rolstoel op de middenstreep – speciaal hiervoor was ik naar de brug gefietst.

Column: Hoofdpersoon

Als een verkoper van grafstenen struin ik tegenwoordig langs de overlijdensadvertenties. Hans, Felix, Gradus, Bernhard. Ik kijk niet alleen naar de namen van de overledenen, maar check ook de mannelijke nabestaanden. Heinz, Simon, Chaib. Elke naam spreek ik hardop uit en weeg ik. Hoe reageer je erop? Wordt dit de nieuwe naam van mijn hoofdpersoon?