Kolossale vergissing: enthousiast gooide ik het nieuwe dekentje dat ik voor Jobs toekomstige loungehoek had gekocht als een mantel bij Rob over zijn schouders en zei ‘kijk, nu is papa Sinterklaas’. Acuut zag ik het hersengebied ‘5 december’ oplichten onder Jobs schedel. Mijn zoon ging rechtop in zijn rolstoel zitten en herhaalde met grote ogen: ‘Sinterklaas!’
Ik kon mezelf wel voor de kop slaan. Ik had dat ene woord gebruikt. Rob tilde de deken van zijn schouders alsof die van lood was geworden en schudde meewarig het hoofd. Ik durfde mijn man niet aan te kijken en schuifel sindsdien schuldbewust door het huis. Al twee weken lang is het nu elke minuut 5 december in het hoofd van Job. Elke keer als hij ‘Sinterklaas!’ roept, krimp ik een beetje verder ineen.
We hadden stilletjes gehoopt dat het voorbij was. Zoals elk jaar. Maar nee. Ik had olie gegooid op een smeulend vuurtje en nu zaten we met een uitslaande brand. ‘Sinterklaas een handje geven!’ gilt onze 13-jarige zodra hij ons ziet. ‘Wanneer komt Sinterklaas?’ ‘Is Sinterklaas op school?’
Hoe voorkomen we een trauma? We weten immers niet of de Goedheiligman naar school komt, Job zit nu op een school met gróte kínderen (note to self: mail als de sodemieter de juf!). Job begrijpt het verband niet. Hij verwacht Sinterklaas in de aula. Zoals de zon opkomt als je wakker wordt. Punt uit.
Job wil dus schoen zetten. Tekening maken. Wijst cadeaus aan in de speelgoedfolder van Intertoys. Onze zoon zal nooit te oud worden voor 5 december. Al heeft hij zelf een baard langer dan de Sint, dan nog zal hij juichen bij het kinderfeest.
Terwijl ik dit stukje tik, hoor ik hem roepen op de achtergrond. De nieuwe buren boren in de muur. Job heeft het geluid blij herkend: ‘De stoomboot van Sinterklaas!’