Ze zijn allebei afhankelijk van de Staat en op straat worden ze nagestaard. Tot zover de overeenkomsten tussen Job en Amalia. Volgende week is de prinses jarig. Ze wordt dertien en daarmee een tiener. De datum 7 december staat op de kalender in mijn hoofd. Elk jaar denk ik terug aan de tijd dat Máxima en ik samen zwanger waren. Ik schreef erover in de krant en zo ontstond de columnserie ‘Job’.
Als Amalia op tv is, kijk ik met speciale aandacht. Tijdens de laatste Koningsdag droeg ze een beugel. Er liep een dametje, dat zich bewust was van haar maniertjes. Soms probeer ik me voor te stellen dat zij thuis met een slabber om in een grote kinderstoel zit. Dat ze gevoerd wordt en daarna een schone luier krijgt. De prinses kan niet zelf rechtop blijven zitten en brabbelt op schoot ‘mama, mama, mama’.
Het voelt bijna als heiligschennis om haar als groot, gehandicapt kind voor te stellen. Amalia is de toekomstige koningin!
Minstens zo surrealistisch is het als ik me inbeeld dat Job in een mooi pak tussen de juichende mensen loopt. Dat hij geen rolstoel heeft, maar twee sterke benen. Hij is zich bewust van de manier waarop hij hoort te knikken en glimlachen. Doet mee aan Koningsdag-spelletjes en praat als de grote mensen. De volgende dag gaat hij weer gewoon naar school, waar hij Frans en wiskunde leert. Misschien vindt hij een meisje leuk. Bizar!
Er is trouwens nog een overeenkomst tussen de twee kinderen: hun beider levens worden bepaald door hun genen. Ze vroegen niet om hun unieke status, ze hebben het ermee te doen. Mijn laatste brief aan Máxima in 2004 (Job was net geboren) besloot ik met twee zinnen die ik dertien jaar later van harte herhaal: ‘Geef Amalia maar een kusje van mij. En wees zuinig op haar.’