Mijn moeder zit op WhatsApp. Eerst niet, nu wel. Voorheen ging mijn vader over de nieuwsvoorziening van persbureau Haverkamp. Hij stuurde foto’s van het camperbusje, de bloeiende bloembakken en de ooievaars op de kerk – ze hebben jongen.
‘Ik wilde mezelf niet buitensluiten’, verklaart mama. Dus ging ze op cursus in het dorpshuis, gewapend met de tweedehands smartphone die ze van haar schoondochter had gekregen. Haar eerste bericht kreeg ik op woensdag 19 april en had de veelbelovende inhoud ‘test’.
Inmiddels kletst ze gezellig mee in de familie-app. En ze is niet de enige, lees ik in de krant. Het aantal sociale mediagebruikers onder 65-plussers stijgt fors. Ik vind dat goed. Want inderdaad, je voelt je buitengesloten als iedereen grinnikt om een berichtje dat jij niet hebt gezien. Maar wat nog irritanter is: een bejaaarde in het gezelschap die stug het postduiventijdperk blijft verheerlijken omdat digitaal ‘zo onpersoonlijk’ is. Get a life.
Toevallig ben ik net terug van een bezoek aan een 83-jarige filmster in Los Angeles, die vanwege slechte benen nauwelijks nog de deur uit komt. ‘Ik ben ontzettend dankbaar voor Facebook’, vertelde ze. ‘Online ben ik in contact met de hele wereld.’ Dat Facebooken moest ze zichzelf wel eerst leren, net als mama op cursus moest om WhatsApp onder de knie te krijgen.
De moeder van Rob, achterin de zeventig, heeft een kleindochter die haar bij de les houdt. Zij zit al een paar jaar op WhatsApp. We sturen haar foto’s van Job op vakantie, Job verkleed als Elvis. Natuurlijk, we kunnen ook bellen, maar van een gezellig plaatje erbij wordt iedereen blij. De opa’s en oma’s blijven up to date. Niet alleen wat de familie betreft, maar ook van andere digitale ontwikkelingen. Ze doen mee en het verkleint de kans op dat dreigende isolement later. Mama kan me dan gewoon appen: ‘Hé, kom eens langs!’