Euforisch fietsten we van cardiologie naar huis. Job in de rolstoel voorop, ik achter het stuur. Frisse zomerwind door ons haar. In mijn hoofd formuleerde ik alvast de eerste zinnen van deze column. Over Job die – na uitgebreid onderzoek – gelukkig geen hartprobleem bleek te hebben. Daar hadden we zorgen over omdat zijn hartje soms zo op hol sloeg na de minste inspanning. Ik wilde schrijven over hoe licht je je kunt voelen als de zorgen weer net zo snel vervlogen zijn als ze aanwaaiden.
Maar toen belde de arts. Ze had de uitslag van de bloedtest. In het ziekenhuis had ze mijn zoon eens extra goed bekeken. Een paar keer vroeg ze of hij altijd zo bleek zag. ‘Ja’, zei ik. ‘Op foto’s tussen andere mensen lijkt hij altijd een spookje.’ Thuis noemen we hem soms Casper, the friendly ghost uit de tv-serie.
Ze wilde wat bloed afnemen, zei ze. Gewoon om er zeker van te zijn dat het goed was. Ze zou nog bellen.
‘Jobs bloedwaarden zijn veel te laag’, sprak ze in de hoorn. ‘Hij heeft veel te weinig rode bloedlcellen die voor zuurstof zorgen. Eigenlijk verklaart dit al zijn klachten.’
Hartruisje, hoge hartslag, vermoeidheid. We hadden het er uitgebreid over gehad op de poli. Maar uit een hartfilmpje en een echo bleek dat zijn hart toch echt goed functioneerde.
‘Bij bloedarmoede geven we vaak ijzertabletten, maar bij Job zijn de waarden zó laag dat zijn lichaam het onmogelijk zelf kan oplossen. We moeten hem een bloedtransfusie geven.’
Ze hoorde de schrik in mijn zwijgen. ‘Dat is wel een domper, hè?’
Een domper was zachtjes uitgedrukt. Maar bloedarmoede gaf wel antwoord op heel veel vragen.
De arts legde uit wat ging komen: kindje aan het infuus, nieuw bloed dat langzaam zijn aderen in zou stromen. Daarna als het goed is een ander kind.
‘Hij zal veel en veel meer energie hebben. Vooral als dit al jaren speelt.’
Volgende week wilde ze Job al aan het infuus leggen. Daarna moesten we uitvoerig kijken naar vitaminen, dieet en allerlei andere zaken. Over de oorzaak van zijn lage bloedwaarden hoefden we niet lang te speculeren: slecht eten. Job eet nauwelijks groente, nauwelijks vlees, nauwelijks iets.
‘Zie de transfusie als stap één’, zei de arts. Toen hing ze op.
Hoe langer ik er over nadenk, hoe meer ik denk dat ze ons goed nieuws heeft gebracht. Een kind met energie lijkt me heerlijk. Spannend, tegelijkertijd. Straks wil hij nog wielrenner worden met al die bloedtransfusies.
2 thoughts on “Column: Bloedtransfusie”
Reageren is niet (meer) mogelijk.
Ga vast in training en zorg goed voor jezelf: extra vitamines enzo om Job straks bij te houden 😀
Ik hoop van alles te lezen over nieuwe Job. Mooie column.