Dit is een gastcolumn van Gerry Haverkamp, de oma van Job.
‘Hoever is het met jullie huis?’ Ik weet niet hoe vaak me dat de afgelopen maanden gevraagd is. Frustrerend te moeten antwoorden: ‘We hebben alleen nog maar heipalen.’ Maar vragen vrienden en familie er niet naar, dan kun je zomaar denken: wat weinig medeleven. Het bezorgde me de nodige stress.
Oh we hebben niks te klagen. Sinds de verkoop van ons vrijstaande huis (we woonden er 47 jaar) wonen we tijdelijk op een mooie bovenverdieping met alle voorzieningen op loopafstand en onze volgende woonstek op fietsafstand. We tellen onze zegeningen: mijn man en ik genieten een goede gezondheid en zelfs hier kan kleinzoon Job nog prima op bezoek komen dankzij de sterke armen van z’n mama of opa: zij nemen de zestien treden met hem op de arm met gemak. Maar soms kreeg ik angstige visioenen dat Job nooit in ons toekomstbestendige nieuwbouwhuis in de stad zou komen logeren; als de vertraging zou aanhouden was hij daarvoor immers te oud en te zwaar en zouden de voor hem ingetekende lift en logeerruimte overbodig zijn; ja een mens haalt zich al wat in z’n hoofd…
Inmiddels kan ik vaststellen dat de aannemer écht begonnen is, dat de eerste kalkzandstenen muren op hoogte zijn en dat ik op de vloer van de woonkamer kan staan, dat voelt toch anders dan alsmaar naar een tekening staren. Ik treed niet in detail, maar de hoofdoorzaak van de vertraging van negen maanden – het lijkt wel een zwangerschap – is dat de crisis in de bouw zó snel voorbij was dat overal gebrek aan is: tijd, communicatie, personeel, deskundigheid en materiaal. Afgelopen weekend kwam Job voor het eerst kijken op de bouwplaats. Ik zie hem in gedachten al met z’n rolstoel uit de lift rijden naar die nieuwe ruime slaapkamer, het licht tegemoet.