Op vragen gingen we niet in. Vroeg Job ‘mama, waar is grote Duke eigenlijk’, dan kantelden we het gesprek richting kleine Duke. Kleine Duke is zó lief, zeiden we. En luister eens hoe goed hij kan blaffen. Woef! Hé kijk, nu geeft hij je een likje, Job. Binnen no time was ons kind gehersenspoeld.
Vorige week schreef ik hier dat Job zijn ouwe trouwe knuffel had ingeruild voor een groter exemplaar dat hij op zijn verjaardag had gekregen en dat een rugzak moest voorstellen. Onverdraaglijk. Want kleine Duke en Job waren maanden onafscheidelijk geweest. Het sneed me door de ziel dat het platgeknuffelde hondje nu vergeten achter de bank lag.
Dus verstopten Rob en ik de grote indringer. Rugzak-Duke verdween gewoon uit beeld. Eerst lag hij een tijdje op de trap, nu ligt hij met de kop naar beneden op een krat bier voor de wasmachine in het rommelhok. Gedehumaniseerd. Ik wend mijn blik af als ik daar binnen kom, want ook dit vind ik zielig. Grote Duke kan er niks aan doen dat hij een verjaardagscadeau werd. En dat zijn nieuwe baasje gek op hem was en hém verkoos boven kleine Duke. Maar ja, ‘kleine Duke eerst’ luidde ons credo.
Verbijsterend hoe snel we Job grote Duke lieten vergeten. Het werkte eng goed, dat systematisch ontwijken van vragen en in plaats daarvan je eigen boodschap blijven herhalen. Job slikte onze alternatieve waarheid.
Zondagochtend keken we WNL Op Zondag, want daar was een ‘exclusief interview’ met een geblondeerde lijsttrekker. We vonden veel herkenning. De politicus deed precies wat wij hadden gedaan: vragen boog hij af om tot vervelens toe zijn eigen verhaal te promoten. Het was de casus Duke, maar dan voor grote mensen.
Omdat wij uit ervaring weten hoe het moet, beginnen we binnenkort ook onze eigen politieke partij. We gaan voor het minister-presidentschap. Woef!