Na Sinterklaas is ook de Kerstman weer vertrokken. Of Job nog in ze gelooft, vroeg een collega. Moeilijke vraag. ‘Ja’ was een te simpel antwoord. Alsof niet-geloven ook een optie was. In Jobs beleving is alles waar wat hij ziet. Is dat ‘geloven’? Of betekent geloven dat je iets wílt geloven, terwijl er ook argumenten zijn om niet zo zeker te zijn van wat je ziet?
Eens per jaar gaan we met Job (13) naar Movie Park in Duitsland. Daar woont Patrick, de dikke zeester uit de melige tv-serie SpongeBob. Patrick is natuurlijk een zwetende acteur in een veel te synthetisch pak, maar daar heeft Job geen idee van. Hij ziet zijn held, hij voelt zijn held, dus zijn held bestaat.
Waar ik van andere ouders weet dat kleine kinderen continue de wereld bevragen (‘mama, waar is licht van gemaakt’), is daar bij Job nooit sprake van geweest. Alles wat hij ziet, neemt hij zoals het is. En omdat hij geen vragen stelt (‘maar kán dat wel?’) is de vraag of hij gelóóft wat hij ziet, dus helemaal niet aan de orde.
Deze week speelde Rob de Kerstman. Drie keer kwam hij bij zijn zoon op bezoek. Of Job in de gaten had dat hij werd genept? Nee, natuurlijk niet. De Kerstman wás er toch? ‘En nu naar papa’, zei hij toen hij door zijn vader-met-witte-baard in een zelfgemaakte arrenslee door de stad werd gereden.
Dat de Kerstman dezelfde bril had als papa, hetzelfde praatte en precies wist hoe hij het kromme jongetje in korset moest optillen, zouden reden tot twijfel kunnen zijn of je wellicht van je geloof doen vallen.
Niet voor Job. Voor hem is alles wat het lijkt. En in dat alles wordt hij nooit teleurgesteld.
Ik geloof dat ik dat wel een mooie eindejaarsgedachte vind.
De beste wensen en een liefdevol 2018!!