Ke-tik. Ke-tik. Ke-tik.
Ik wacht voor het verkeerslicht.
Ke-tik. Ke-tik. Ke-tik.
Hoor het hart van mijn zoon.
Ke-tik. Ke-tik. Ke-tik. Linksaf slaan, knipperlicht uit.
Ik hoor het nog. In alles tikt het hart van Job. Het slaat mee op het ritme van de muziek uit de autoradio. Stap ik uit, dan sluipt zijn hartslag in het tempo van mijn voetstappen.
‘Wanneer viel het je voor het eerst op?’ vroeg de dokter.
‘Toen we aan het zwemmen waren’, zei ik.
We stonden in het halfdiepe. Mijn handen lagen om de ribbenkast van Job. Ik hield hem vast zoals ik dat graag doe op de zeldzame momenten dat hij zijn korset niet draagt. Stevig en dicht tegen me aan. Job spartelde, maakte pret. En toen voelde ik het. Alsof mijn handen op een luidspreker lagen. De beats beukten opgefokt tegen het dunne stof. Up-tempo.
‘Voel jij eens’, vroeg ik Jobs vader.
‘Is dit normaal?’
Hij wist het niet. Daarom maakten we een afspraak bij de dokter. Die had er immers voor doorgeleerd.
‘Het klopt zo snel’, zei ik tegen de huisarts.
Ze telde de slagen. ‘Het klopt veel te snel.’
De dokter wilde weten of Job gauw moe was.
Ik zag mijn zoon voor me, slapend in de huiskamer na een kort bezoek aan de dierentuin.
Of hij wel eens kortademig was, vroeg de arts.
Ik dacht aan een nacht kortgeleden. Job was zo benauwd dat ik hem bij me in bed nam. Hem alleen laten durfde ik niet.
Ik vertelde de dokter dat Job een hartprobleem had. Hij was er mee geboren. Maar een paar jaar geleden liet de cardioloog ons veilig gaan. Er was geen reden meer de patiënt nog elk jaar te zien. En dus vergaten we. De hartafwijking verdween uit ons systeem. Er was nog genoeg om ons zorgen over te maken.
De huisarts gaf me een verwijzing voor de kindercardioloog.
‘We hadden gelijk’, zei ik thuis tegen de vader van Job.
Hij knikte, een pak melk in zijn hand. Langzaam pakte hij de overige boodschappen in de koelkast. Ik zag hoe hij zijn ongerustheid in het vriesvak probeerde te duwen. Het paste niet.
Toen zei hij: ‘Maar Job hoeft er ook geen honderd mee te worden, toch?’
Ik schudde nee. Naast elkaar stonden we zwijgend in de keuken.
In gedachten verzonken rijd ik naar huis. De autoradio heb ik uitgezet.
Ke-tik. Ke-tik. Ke-tik.
Knipperlicht aan om in te parkeren.
Thuis toets ik het nummer in van de kindercardioloog.
In gesprek. Tuut-tuut-tuut.
In alles tikt het hart van Job.
6 thoughts on “Column: Hart”
Reageren is niet (meer) mogelijk.
Annemarie, wat vreselijk; te erg. Heel veel sterkte voor jullie alle drie.
Wat een ontzettend naar bericht voor jullie. Sterkte. Er wordt aan jullie gedacht.
Er was genoeg om je zorgen over te maken… Dan komt een teruggekeerd probleem des te harder aan.
Je hebt helder beschreven hoe de bevestiging van een bang vermoeden je leven overneemt, ik zit en loop naast je. Maar ik kan helaas zelfs geen fractie van je zorgen overnemen.
Beste Annemarie,
Ik hoop van harte dat jullie hier goed uitkomen.
Veel sterkte gewenst,
Charlotte
F###
Sterkte.
Beste Annemarie,
Ik las dikwijls jouw columns over Job in de krant. Echter, sinds 2 jaar lees ik ze in de nieuwsbrief van mijn dochter’s school, ook Job’s school. Vanaf het moment dat mijn dochter bij Job op school zat, ben ik luizenkammoeder. Dat betekent dat ik Job “live” heb leren kennen. Mijn dochter is nu schoolverlater en gaat terug naar het regulier onderwijs. Het feit dat ze dat kan heeft ze te danken aan die 2 jaar op Job’s school. Ik neem met weemoed afscheid van deze fantastische school en zal met grote regelmaat de website bezoeken, al was het maar om Job’s belevenissen te lezen. Overigens kreeg ik als dank voor de 2 jaar luizenkammen jouw boekje cadeau “Job zegt koekemokke”. Ik heb het in een ruk uitgelezen en menig traantje geplengd. Onze dochter is een “special need” adoptiekindje waar wij bewust voor hebben gekozen. Wij wisten niet of ze zou kunnen leren lopen en praten, maar ze heeft zich boven verwachting goed ontwikkeld. Ik hoop dat Job zich ook blijft ontwikkelen en dat het lijstje “dingen die je kunt doen met Job” steeds langer zal worden. Het gaat jullie goed en een kusje voor Job.
Lous Craanen