Als een verkoper van grafstenen struin ik tegenwoordig langs de overlijdensadvertenties. Hans, Felix, Gradus, Bernhard. Ik kijk niet alleen naar de namen van de overledenen, maar check ook de mannelijke nabestaanden. Heinz, Simon, Chaib. Elke naam spreek ik hardop uit en weeg ik. Hoe reageer je erop? Wordt dit de nieuwe naam van mijn hoofdpersoon?
De man in mijn aanstaande roman heeft al jaren een naam die ik niet erg geschikt vind. Toen ik begon met schrijven, bedacht ik zomaar wat, maar nu het boek bijna af is, wil ik hem een waardige naam geven. Probleem is dat ik inmiddels zo met hem ben vergroeid, dat ik me moeilijk kan voorstellen dat hij anders heet. Alsof hij nu de ingewikkelde procedure van naamsverandering in moet.
Toch vind ik dat mijn hoofdpersoon een klinkender naam verdient. Eentje die blijft hangen. Ik maak het mezelf moeilijk want de naam mag niet in mijn vriendenkring voorkomen. Liefst ken ik helemaal niemand met die naam. Een bekende naam wordt door naasten altijd geassocieerd met een karakter. Michiel, het zachte ei uit de eerste klas. René, de drammende buurman.
Boris, Mick en Astra vallen ook af, want dat zijn honden.
Overlijdensadvertenties bieden uitkomst, omdat ik de genoemde mensen niet ken – ze kunnen stoer, stom, aardig of irritant zijn.
In de romans die ik de laatste tijd lees, ben ik gefixeerd op de namen van de hoofdpersonen (hoezo ‘Willy’?) – de verhaallijnen ontgaan me soms compleet. Wat als Willy Johan of Godfried had geheten, zou ik hem dan anders beoordelen?
Misschien wordt het een bonkige Scandinavische naam. Tristan of Gustaf. Of kom ik toch uit op een verse overledene. Hij die is gestorven, groet u. Wel jammer dat deze betreurde medemens nooit zal weten dat hij zal voortleven als hoofdpersoon in mijn boek.