Dit is een gastcolumn van Gerry Haverkamp, de oma van Job.
Heel voorzichtig laat ik me uit bed glijden, want in een hoek van onze slaapkamer ligt Job op een matras op de grond. Het zou zonde zijn hem wakker te maken, hij slaapt als een prins, gewikkeld in een fraaie, azuurblauwe trappelzak met zijstroken en klittenband dat aan de onderkant van het matras sluit. Zo wordt voorkomen dat hij van zijn bed kan glijden, een perfecte vondst. ‘Hoi oma’, klinkt het dan zachtjes. Mijn grote vriend blijkt toch wakker, maar op mijn verzoek houdt hij zich koest want: opa slaapt nog. Volgens het KNMI volgen een paar schitterende dagen, eindelijk. Tafeldekken, pap maken, het feest kan beginnen. We kletsen wat af; Job is er heel handig in geworden naar synoniemen te zoeken wanneer ik een woord niet begrijp. We hebben de hele dag voor ons alleen, opa heeft een klus elders.
Met wandelen doe je Job geen plezier, je bent de straat nog niet over of het klinkt: ‘naar huis?’
Maar vandaag verloopt de tocht anders. Jobs sproetjes lijken wel gouden stipjes en zie ik daartussen kleine zweetpareltjes? Mijn kleinzoon telt de vrachtwagens en neuriet tot we bij een vriendin arriveren. Twee schattige pony’s komen ons tegemoet hollen. Ze krijgen Jobs aandacht, hij steekt z’n handje uit om over hun neuzen te aaien, de zwarte en bruine hinniken. Job stelt tevreden vast dat ze samen knuffelen. Mijn vriendin vraagt mij of Job een chocolaatje mag. ‘Ja’, zegt hij zelf… en tot mijn verbazing pakt hij een stuk pure chocola van haar schaaltje. Ik vermoed dat dit een debacle wordt en houd al een doekje gereed, maar tot ieders verwondering gaat deze bittere hap er zomaar in; hij vraagt om nog een stukje.
Na dit bezoek gaan we weer op de terugweg. Af en toe pluk ik wat bloemen, Job wijst me steeds nieuwe aan. Ongemerkt zijn we weer thuisgekomen. Ik schuif zijn rolstoel bij de terrastafel om zelf een boeket te maken. Mijn logé vindt het nu welletjes, wijst naar zijn toch wel strakke en warme korset en vraagt: ‘Oma, mag Jowwe liggen?’ ‘Straks’, geef ik als antwoord, maar dat is Job te abstract. Ik zie aan z’n snuitje dat hij me nadrukkelijker wil overtuigen. ‘Oma, Jowwe héél moe!’ Ik moet lachen om zoveel slimheid – vorig jaar bezat hij die nog niet -, hij zelf ook. Met als resultaat dat de quilt tevoorschijn komt, korset en schoenen uit gaan en: liggen maar, lekker in de schaduw.
Als opa onverwacht vroeg thuiskomt, biedt Job aan opa te gaan helpen. Hij herinnert zich de vorige logeerpartij waarbij hij met de boormachine mocht assisteren. Zo’n echte, met een lampje om bij te lichten. Aan-uit-aan-uit-aan-uit, eindeloos.
Als het tijd is voor de avondmaaltijd krijgt Job een betere ingeving: tetetisie kijke! Hij is geen fan van eten en probeert er aan te ontsnappen. Maar oma’s geven zo maar niet toe: eerst je bordje leeg. En dan besluit Job de dag met zijn favoriete bezigheid: tv kijken. Ik denk even snel de vaatwasser in te pakken maar hij vindt: ‘Oma ook tetetisie kijke, samen!’ Knus in opa’s grote stoel, zijn handjes friemelen door mijn haar, genieten we allebei. Na een bezoek aan het toilet, wassen en tandenpoetsen verdwijnt hij weer in dat mooie prinsentenue. Hij bevestigt me met een dozijn kusjes dat hij een héél gezellige dag heeft gehad. Ontroerd loop ik terug naar de vaatwasser. Als het aanrecht aan kant is, is Job al in dromenland.
Goedemorgen Gerry,
Wat heb je een mooie column geschreven, de band tussen oma en kleinzoon, ontroerend!
Groetjes, Jolien
Waarom moet ik altijd huilen bij de columns over Job?
Zo ontroerend! Link op Twitter?
leuke gastcolumn van je moeder, verbaast me niks eigenlijk dat ze zo makkelijk schrijft, je hebt het niet van een vreemde 😉
groet Bob
Wat heeft Job lieve mensen om zich heen!