Het leven is hard: Job heeft zijn ouwe trouwe knuffel ingeruild voor een jong en fris exemplaar. Met lede ogen zie ik het aan. Het is ‘grote Duke’ voor en ‘grote Duke’ na. Grote Duke kreeg hij op zijn verjaardag. Het is een stomme hond met een rits in zijn buik en twee hengsels aan zijn lijf. Een rugzak, zogenaamd. Maar er past niks in.
Grote Duke heeft glanzend haar en lange oren. Job koos hem om mee te nemen naar school op de dag dat zijn verjaardag werd gevierd. Ik probeerde mijn zoon nog om te praten. Plukte de oude knuffel achter de bank vandaan, stofte hem af en jankte zachtjes. ‘Kleine Duke wil heel graag mee Job, kijk maar.’ Ik keek heel zielig met het hondje van molformaat tussen mijn handen geklemd.
Job schudde meedogenloos het hoofd en duwde mij en het knuffelbeest opzij. Grote Duke kwispelde kwaadaardig in zijn schoot, dat zag ik. Met kleine Duke bleef ik achter en samen haatten we de nieuwe hond.
Dit alles begint verdacht veel te lijken op het verhaal in de film Huisdiergeheimen, waar het karakter Duke de plek van hondje Max inneemt.
’s Avonds zit ik op de bank met kleine Duke. Het beestje is scheel geknuffeld en door de vele wasmachinesessies heeft hij nu rastahaar. We halen herinneringen op: hoe hij bommetjes maakte bij Job in bad, hoe hij in de verse sneeuw dook tijdens wandelingetjes met mijn zoon.
Met Rob beraam ik snode plannen. Vanochtend is grote Duke alvast onvindbaar. Kleine Duke wacht hoopvol op de bank tot Job met de lift naar beneden komt. Ik geef hem een bemoedigend klopje en blaf er zenuwachtig bij. Grote Duke zou weleens een dramatisch ongeluk kunnen overkomen binnenkort. Hij valt uit de auto of verdrinkt in de Waal. Soms zit het tegen in het leven.