Dit is een gastcolumn van Gerry Haverkamp, de oma van Job.
Bijna een halve eeuw op dezelfde plek wonen en dan verhuizen naar een nieuw, kleiner, nog te bouwen huis. Dat betekent het nodige brainstorm-, reken- en tekenwerk. Waren in onze oude woning badkamer en slaapkamer gelijkvloers, nu komt er een optrekje met meerdere woonlagen. We gaan dan ook meteen aan een lift denken. Immers: Job moet toch kunnen blijven slapen. Deze logeerpartijen zijn ons erg dierbaar – Job is ons enige kleinkind – en we merken ook dat een vrij weekend voor zijn ouders erg belangrijk is.
Op ons verzoek tekent de architect een officiële lift naast de trap, maar mijn man is een praktisch denker en bovendien zelf bouwer. Hij heeft een slimmere en vooral goedkopere oplossing: een houten kubus aan een elektrische takel – hoe simpel kan het zijn. Zijn versie van de lift brengt hij aan op zijn eigen bouwtekening. De uitsparing in het plafond is al geschetst als vrouw en kinderen ingrijpen. Hier kan geen sprake van zijn! Een takel is ongeschikt voor het vervoer van personen, laat staan kleinkinderen.
Dat leidt tot het nodige zoekwerk naar iets conventionelers op internet, en showroombezoekjes. Opvallend is de manier van meedenken van de bedrijven die gespecialiseerd zijn in hulpmiddelen voor gehandicapten, zij adviseren vriendelijk en rustig bij alle afwegingen. Er volgt een huisbezoek van een vertegenwoordiger, een heerlijke Achterhoeker. Het gezamenlijk dialect zorgt voor een acute klik tussen de mannen. Gehurkt zitten ze op de vloer, gebogen over bouwtekeningen, de liftbrochures verspreid over het tapijt, amper tijd voor een kop koffie.
De liftman denkt aan alles, vraagt uitvoerig naar de aard van Jobs handicaps om zich ervan te overtuigen dat de juiste lift zijn intrede zal doen. Afgerond wordt met een tweede kopje koffie aan tafel waarbij hij vraagt: ‘Mag ik nog een koekje pakken?’ Minzaam mens, dat geeft vertrouwen. Laat de bouw van ons Job-vriendelijke huis maar beginnen!