Onze lift doet het niet. Hij gaat niet omhoog en niet omlaag. In ons huishouden is dat een probleem met een hoofdletter P. Maar alles kan altijd erger. In dit geval hebben we mazzel dat er niemand ín de huislift zit.
Job maakt gelukkig meteen iets gezelligs van het ongemak. Als Rob hem over zijn schouder de trap af draagt, wijst Job op een tekening die hij in het trappenhuis tegenkomt. ‘Eendje en ei’, zegt hij.
Dit vind ik lief. Het behoorlijk grote kunstwerk sierde vroeger de zelfgemaakte commode van Job. Als baby keek hij er elke dag naar. Een collega van mijn vader had het voor ons overgeschilderd uit een prentenboek over ‘Eendje Bommes’. Prachtig gedaan. Toen we gingen verhuizen naar ons huidige huis, wilden we er geen afstand van doen. Daarom hingen we het in het trappenhuis. Nooit bij stilgestaan dat Job het niet meer zag. Terwijl wij ‘Eendje en ei’ elke dag tig keer passeerden op de trap, reisde onze zoon tussen de verdiepingen in een afgesloten lift.
Ik ben altijd benieuwd wat er in zijn koppie omgaat. Weet hij het nog? Heeft hij herinneringen aan ons oude huis? Wanneer begint zijn geheugen? Eendje Bommes hebben we etmalen achter elkaar voorgelezen.
‘Hoe heet het eendje?’ vraag ik hem bij wijze van test.
‘Jij moet zachtjes in oor zeggen’, antwoordt Job verlegen. Daarmee bedoelt hij: ik weet het niet meer, help me maar. De liftjes in zijn hoofd brengen de herinnering niet boven.
Ach, hij was ook zo klein. Nog geen twee toen we verhuisden.
De storingsdienst van het liftbedrijf kan niet meteen iemand sturen. Omdat de rolstoel nog boven staat en we die niet via de trap beneden krijgen, zijn we veroordeeld tot elkaar en tot thuis blijven. Ik pak een grote jongens-voorleesboek uit de kast. Zin om nieuwe herinneringen te maken met Job.