Dat hij een schaats in zijn gezicht had gekregen, zei mijn man over het litteken van Sven Kramer. Ik vond het een goed verhaal. Als ik de beste schaatser van de wereld was, wilde ik ook dat zo’n ijzer mij aan de buitenkant had gemerkt. Dat iedereen kon zien hoever mijn toewijding ging; zelfs van bloed schrok ik niet terug.
Ik moest eraan denken toen ik in de badkamer voor de spiegel stond. Ik keek naar mijn neus, waar een dieprode winkelhaak in zat. Jaja, ook ik was gemerkt door het allerbelangrijkste in mijn leven, door mijn rode draad. In mijn geval was het mijn zoon. Niet alleen had hij wat krassen op mijn ziel achtergelaten, nu was ik ook van buiten getekend.
Alleen was het verhaal erachter niet zo heroïsch. Geen cliffhanger voor feesten en partijen. Al een paar keer heb ik het moeten oefenen.
‘Wat is met jou gebeurd?’
‘Heeft Job gedaan. Ik zat op de bank, hij lag naast me. Stak zijn voeten in mijn gezicht. Ja, dat is standaard. Slechte doorbloeding. Hij heeft koude teentjes, ik blaas ze warm. Nee, is niet vies. Hij loopt niet hè, dus ook geen zweetvoeten. Maar hij lag daar dus en deed ‘toet’ met zijn grote teen op mijn neus. Hij zei het er bij ja: “toet”. Toen liet hij zijn voet zakken. Mijn vel bleef haken achter zijn scherpe nagel. Kgggg. Het bloedde meteen.’
Stom verhaal. ‘Het was dus tijd om zijn nagels te knippen’, kreeg ik al als gortdroge reactie. Viel niets tegenin te brengen.
Jaloers ging ik googelen op het litteken van Sven Kramer. Wat bleek? Het was helemaal niet waar van die schaats die zich in zijn wang had geboord. De beste schaatser van de wereld was als kind tegen een schuifpui aan gelopen. Ik voelde me meteen beter.