Job gooit zijn benen een voor een in de lucht. Hij zwaait met zijn armen boven zijn hoofd. Danst op het lied dat SpongeBob op de achtergrond zingt. ‘En wees geen klier. Met kerstmis.’ Ik kijk naar het melige filmpje waar mijn man een foto van Jobs gezicht in heeft geplakt. Grapje van tv-zender Nickelodeon: maak je eigen virtuele kerstkaart. Ik moet gniffelen. Niet om SpongeBob – die ben ik wel gewend. Het is raar om Job te zien in een lijf dat rechtop staat en zijn benen in de lucht gooit. De meest bevreemdende scène is nog wel het eindshot. ‘Job’ staat stil met de armen langs zijn lijf. Rug recht. Alsof ik kijk naar een flamingo waar de kop van een konijn op is geplakt. Twee soorten in één plaatje. Klopt niet.
Ik ken mijn zoon niet anders dan in zittende houding. Krom en meestal met wielen eronder.
In de kerstvakantie ruimde ik zijn kasten op. Drie zakken kleren konden weg. Ik gaf ze aan jongens die jonger zijn dan hij. Kreeg als eerste een foto ge-appt van een knaapje in het brandweerpak van Job. Hij stond rechtop en keek in de camera. Gek. Maar logisch natuurlijk: een brandweerman in rolstoel zie je zelden. Daarna volgde een kiekje van een ander baasje in het stoere, blauwe jackie dat ik bij de Gap-store in Parijs kocht. Benen iets uit elkaar, hand in de zak, nonchalante blik. Ja, zo was het bedoeld. De ontwerper zal bij het tekenen van het vest geen skinny, gebocheld jongensmodel zonder loopfunctie in gedachten hebben gehad.
Ik geloof niet dat Job het zo ziet. Hij vergelijkt zichzelf niet met andere kinderen. Heeft nog nooit blijk gegeven van enig besef dat hij zit en de rest staat. Als je hem vraagt of hij kan rennen, zegt hij ‘ja’. En hij trappelt met zijn schoenen op de voetenplank van zijn rolstoel.