De hond stinkt. Ik zeg: ‘We doen hem in bad.’ Maar plots heb ik een beter plan. ‘Hondje Duke en jij gaan sámen in bad, Job.’
De knuffelhond is een hit. Rob kocht hem nadat we naar de film Huisdiergeheimen waren geweest. Het is een … tja… hond. Met lang bruin haar en oren tot onder zijn voorpoten.
Job en hondje Duke zijn onafscheidelijk. Elke ochtend rolt Job uit de lift, direct naar de bank waar ons pluchen huisdier ligt te slapen. Hij schudt het beestje heen en weer. ‘Wakker worden, Duke!’ Job speelt tegelijkertijd de rol van Duke, door bij wijze van antwoord te grommen en te blaffen. Samen rijden de vriendjes naar de ontbijttafel. Daarna kijken ze tv. De neus van Duke zit dan inmiddels in de mond van Job. Daarom plakken de dierenharen nu aan elkaar en stinkt het beest.
Op de badkamer laat ik Duke – formaat mol – van een afstandje bij Job in bad duiken. Dat vindt mijn zoon grappig. Maar als ik zeg dat Job moet helpen bij het hondenharen wassen, verslapt zijn aandacht. Rob bemoeit zich ermee. Die denkt dat het ritueel interessanter wordt als Duke wit ziet van het schuim. Daarom spuit hij extra Zwitsal in de vacht. Waarna hij uit beeld verdwijnt.
Ik heb de grootste moeite de shampoo weer uit de knuffel te knijpen. Job let al lang niet meer op, die ligt met open mond onder de kraan.
Ik spoel de hond uit, rol hem in een handdoek, föhn zijn haren. Pas na de badsessie toont Job weer interesse. Hij knuffelt zijn frisse vriend. ‘Hondje Duke moet drogen’, zeg ik als ik zie dat de kameraad een natte plek achterlaat op Jobs pyjama. Samen leggen we hem op de verwarming. De volgende ochtend kom ik beneden in een woonkamer die ruikt alsof er een Zwitsal-bom is ontploft.