We kunnen onderhand een handeltje beginnen in coronavaccins. Zo veel mensen boden Job ‘hun’ prik aan de afgelopen week. Aanleiding was een column over onze gehandicapte zoon die volgens de overheidsregels niet in aanmerking komt voor een vaccinatie. Terwijl we er zo naar hadden uitgekeken.
Job heeft kwetsbare longen en afstand houden gaat niet – probeer maar eens een luier te verschonen op anderhalve meter. Inenting werd in ons gezin een kostbare kanskaart: verlaat de thuisgevangenis zonder betalen. We droomden ervan. Na meer dan een jaar zouden we stram uit onze quarantainebunker kruipen, met onze ogen knipperen tegen het felle zonlicht en de ophokresten uit onze vacht schudden. Met rolstoel en al zouden we door de wijk huppelen en wildvreemden bij ons thuis uitnodigen. Drink met ons! We zijn er nog!
Maar aan dat vooruitzicht kwam abrupt een einde toen ik las dat kinderen onder de 18 jaar, hoe kwetsbaar ook, geen vaccinatie krijgen. Ouders en (thuis)verzorgers krijgen evenmin voorrang, dus zelfs een beschermend muurtje om Job heen bouwen gaat niet. De gevangenisdeur viel met een knal weer in het slot. Het drong tot me door dat we bij dat beleid nog niet eens op de helft waren van onze sociale isolatie. Ik ging erbij zitten. Wat had opstaan nog voor zin?
Daar ging mijn vorige column over. Na wat speurwerk wist ik echter dat het vaccin van Pfizer wel degelijk gebruikt kan worden voor kinderen vanaf 16 jaar. Er gloort weer wat hoop in huis. Nu alleen nog uitzoeken hoe we eraan kunnen komen.
Intussen wilden veel lezers en kijkers – Omroep Gelderland maakte een item over onze penibele situatie – hun plek in de wachtrij afstaan om Job eerder te kunnen vaccineren. Dat is heel edelmoedig. Jammer alleen dat er zo vaak bij stond: ‘Want ik wil die prik zelf toch niet.’