Er was eens een kleine kikker. Zijn lange achterpoten waren niet zo gespierd als die van de andere kikkers, maar ja, zo was hij nu eenmaal geboren. Als de kleine kikker moe was van al het zwemmen, trok zijn moeder hem op een lelieblad door de vijver. ‘Kijk, Job zit d’r weer op’, kwaakten zijn vriendjes. De kleine kikker zwaaide dan enthousiast terug.
Op een dag nam Moederkik haar vermoeide zoon tijdens het zwemmen tussen haar zwemvliezen. Tot haar schrik voelde ze hoe zijn hartje als een razende tekeer ging in zijn kleine borstkas. Ze nam Job op haar rug en sprong met een grote boog het riet in. Daar, verborgen voor reigers, ooievaars en andere lelijke vissers, dreef op een veilige plek het vijverziekenhuis.
Dokter Meerkoet keek geleerd over zijn witte snavel. Hij luisterde naar het jonge hart, schudde met zijn kop en luisterde nog eens. ‘Met het hart van Job is niets aan de hand’, sprak hij tegen Moederkik. ‘Maar ik wil graag zijn bloed testen. Uw zoon ziet zo bleek als een mensenvoet onder water.’
Al snel kwam dokter Meerkoet met nieuws. Het bloed van de kleine kikker was koud, maar dat verontrustte hem niet. ‘Er zit veel te weinig zuurstof in. Job voelt zich lusteloos als een vijver zonder waterplanten. Terwijl amfibisch fris de norm is.’ Dokter Meerkoet praatte graag ingewikkeld.
Hij liet zuster Fuut een stengel rietgras brengen, plukte met zijn snavel de bladeren eraf en prikte de holle stengel vakkundig in Jobs voorpoot. Uit de modder dook hij een zak gekoeld bloed op, die hij aan de andere kant van de stengel knoopte. ‘Uw zoon kan hier rustig op een lelieblad blijven liggen tot het donorbloed in zijn aderen is gedruppeld’, zei hij tegen Moederkik. ‘U zult zien: u krijgt een ander kikkertje.’
Job vond het maar wat gezellig in het ziekenhuis. Hij keek naar de kikkervisjes die in een dril tikkertje speelden. Zuster Fuut hield de patiënt vanonder haar strakke kuif goed in de gaten. Samen met Moederkik zag ze hoe Job snel groener werd. Al binnen een halfuur had het diertje kleur op zijn wangen. ‘Wat wordt hij prachtig!’, riep de zuster uit en ze gaf Job spontaan een klappende snavelzoen.
Toen gebeurde er iets vreemds. De kleine kikker werd langzaam roze. Zijn bolle ogen zonken dieper in zijn schedel en hij kreeg een lange dunne nek. Bovenop zijn glibberige kop begonnen haartjes te groeien. De geschrokken zuster Fuut floot hard om haar collega’s te waarschuwen. Meer leliebladeren!!! Het mensenkind waarin Job veranderde, dreigde kopje onder te gaan in het koude water.
Moederkik zag het wonder met open bek aan. De vlieg die ze net daarvoor had gehapt pakte de kans van zijn leven en zoemde een dankbaar rondje om Job heen. In het ziekenhuis begreep iedereen wat er aan de hand was toen er een zilveren kroon op het hoofd van het mensenkind begon te blinken. De kleine kikker was veranderd in een prins. En wat was hij mooi! Zijn haar krulde in lichtblonde lokken om zijn ronde gezicht. Op zijn blozende wangen glinsterden bronzen sterretjes en zijn ogen waren helblauw. Het kind straalde van levenslust en kwaakte in een taal die Moederkik niet kende maar vast snel zou leren.
Met haar vlugge tong ving ze opgetogen nieuwe vliegen voor haar bijzondere zoon. Maar nu Job een prins was, kriebelden de beestjes gek in zijn keel en hij vroeg zuster Fuut om een bakje vla. Ze knielde voor hem en waggelde op een drafje naar de voorraadkelder waar etensresten van picknickende mensen verzameld werden. Het woord ‘vla’ kende ze niet. Zuster Fuut kon gelukkig wel lezen, dus de prins werd al snel op zijn wenken bediend.
Moederkik kwaakte net zo lang tot Vaderkik haar aan de andere kant van de vijver kon horen. Met lange halen zwom hij door het water en hij sprong lenig in het hoge riet om zijn nieuwe zoon te kunnen begroeten. Hij voelde zich de koning van de vijver.
Het zakje bloed was inmiddels leeg en dokter Meerkoet trok de rietstengel voorzichtig uit Jobs roze mensenarm. De bevers, die het nieuws al van de andere waterdieren hadden gehoord, kwamen behulpzaam met een vlot, gebouwd van afgeknaagde boomstammen, aanzwemmen. Erbovenop stond een wagen met grote wielen en handvaten die ze op een sombere dag leeg hadden gevonden aan de waterkant.
De gealarmeerde trauma-libelles snelden met wiekende vleugels richting Job en takelden hem in de wagen. Moederkik en Vaderkik wisten niet hoe ze zuster Fuut en dokter Meerkoet moesten bedanken voor de wonderlijke zoen en het helende bloed uit de modder. Ach, waren ze toch maar eerder naar het ziekenhuis gekomen!
Trots trokken ze hun opgefleurde zoon op het bomenvlot door de vijver. Schaatsenrijdertjes gleden nieuwsgierig achter ze aan. ‘Kijk, Job zit d’r weer op’, kwaakten zijn kikkervriendjes, die al snel aan het mensenkind gewend waren. De stralende prins zwaaide dan uitbundig terug.
3 thoughts on “Column: Prins”
Reageren is niet (meer) mogelijk.
Nu mag Prinskiks hartje sneller kloppen als er een Vlaprinsesje voorbij komt. Of Mavla, of Pavla… 🙂
mooi verhaal
vandaag bespeurde ik toch echt lichtbruin gekleurde hamsterwangetjes in wording bij deze prins. TOP!!