Of we toch maar een andere school willen zoeken voor Job. Inderdaad, met ingang van komend schooljaar, knikt de directeur ongemakkelijk in zijn kantoor. Hier op de middelbare school waar Job na de zomer heen zou gaan, hebben ze besloten te stoppen met de richting waarvoor hij stond ingeschreven.
We zijn boos. Maar niet meer zo opgefokt als een paar dagen geleden, toen het slechte nieuws al was uitgelekt via andere ouders. Die avond heb ik gevloekt en gejankt. Geschreeuwd dat het een godvergeten schande is. Dat je dit niet flikt, acht weken voor de zomervakantie! Dat je dan de naam ‘speciale school’ niet waard bent. Omdat je als geen andere onderwijsinstelling zou moeten weten hoe kwetsbaar je speciale leerlingen zijn, en hoe moeilijk te plaatsen.
De school doet het dus wel. Er komt een nieuwe groep kinderen, zegt de directeur. Met ‘andere problematiek’. Die nieuwe doelgroep brengt meer geld in het laatje weet ik, maar dat zegt hij er niet bij. Wel dat het beter is dat we op zoek gaan naar een alternatief. Beter voor Job.
Ik denk terug aan de enthousiaste rondleiding die we kregen in januari. Job was meer dan welkom, er werd met geen woord gerept over mogelijke veranderingen. Kan het zo zijn dat ze toen nog van niets wisten? En vier maanden later de hele richting ‘dagbesteding’ afstoten? Nauwelijks voor te stellen.
De directeur zegt iets over ‘nog veel onduidelijkheid’. ‘Excuses.’ Dat ze zullen helpen. Blabla. Hij doet zijn werk. Maakt rekensommetjes. Er is vast een hoger belang.
Schelden heeft weinig zin. Geen school voor Job en minder dan twee maanden te gaan. We hebben een probleem.