Ik kan wel een sokkenwinkeltje beginnen, zo veel reacties kreeg ik op mijn column van vorige week. Zonder uitzondering waren het dames die aanboden sokken te breien voor mijn kind dat altijd ijskoude voeten heeft. Ik hoefde maar de maten door te geven en ze haalden de pennen uit de kast. De sokken konden in alle kleuren geleverd worden en als Job dat wenste, behoorde een stripfiguurtje op de enkel ook tot de mogelijkheden. Koordje bovenaan de kuit tegen het afzakken? Geen probleem.
Ik stond perplex. Natuurlijk weet ik dat er mensen bestaan die de edele kunst van het sokken breien beheersen – mijn (wijlen) oma – maar het was simpelweg niet in me opgekomen daar eens naar op zoek te gaan. Blinde vlek. Ik kwam niet verder dan sportzaken afstruinen naar sokken die dik, warm en zo elastisch waren dat ze ook om een smal konijnenpootje als dat van Job goed zouden blijven zitten. De oogst viel altijd tegen.
Nu had ik dus een mailbox vol sokkenbreisters. Het ontroerde me. Moeder (ouders) zijn van een gehandicapt kind dat je telkens weer voor de meest absurde problemen stelt, kan eenzaam zijn. Helemaal in slechte tijden als de wereld lijkt door te draaien, terwijl jij het zoveelste verontrustende nieuws over zijn broze gezondheid nog aan het herkauwen bent. Dan zijn daar opeens aardige mevrouwen die laten weten dat ze willen helpen, dat ze heus aan je denken – en vooral aan Job.
Lieve dames: dank voor jullie berichtjes. Binnenkort ga ik naar een breister in de buurt die Jobs voeten gaat opmeten. Samen zoeken we wol uit en dan gaat zij aan de slag. Mocht het niets opleveren (sorry als ik de druk opvoer, mevrouw Van E.), dan wend ik me tot de reservelijst.
En nu ik toch bezig ben: beste mevrouw K. uit Ulft, heel veel dank voor uw hartverwarmende brief!