Wat de spanwijdte is, vraagt de dokter in de spreekkamer.
Spanwijdte? Rob kijkt naar zijn zoon: ‘Ben je soms een vogel?’ Terwijl hij hem van de rolstoel op de behandeltafel tilt, slaat Job met zijn vleugels. Jawel, hij is een vogel. Kijk maar.
De dokter tovert een meetlint uit de zak van zijn witte jas. Hij spant het achter Jobs rug. Het gaat om de afstand van wijsvinger tot wijsvinger, legt hij uit. Meten gaat lastig, want ons jong blijft met zijn vleugels slaan. Rob en ik helpen mee door zijn dunne armpjes uit te rekken. De hoekige bochel op zijn rechterschouder vertekent het beeld, mompelt de arts.
Daarom kan hij niet vliegen, denk ik bij mezelf.
Voor mijn werk schreef ik net een artikel over de raaf. De raaf heeft een vleugelspanwijdte van maximaal 150 centimeter.
‘153’ noteert de dokter voor Job.
‘Raven kunnen jarenlang hetzelfde nest gebruiken’, las ik ter voorbereiding op mijn stuk. Waren de jongen uitgevlogen, dan legde het vrouwtje nieuwe eieren.
In ons nest zat nog steeds hetzelfde jong.
Op basis van de spanwijdte kunnen we zien of Jobs groei achterblijft. De dokter zegt dat hij onderaan de curve zit.
Dan draait de arts zijn computerscherm naar ons toe. De uitslag van de foto’s is er. Kijken we mee? Jobs botdichtheid is afgenomen. Helaas, ondanks de extra calcium die we elke ochtend door zijn pap roeren.
Ons jong verzwakt dus. De kans dat hij een bot breekt, neemt toe (‘dat zien we vaak bij gehandicapte kinderen’). En als dat gebeurt? Dan is er een power-infuus. Maakt het skelet minder broos, maar wat de langetermijngevolgen van het wondermiddel zijn, is niet bekend.
Door het ziekenhuisraam kijk ik naar de lege nesten in de boomkruinen. Naast me duw ik de fladderende armen van mijn jong naar beneden. Vlieg nog maar even niet, Job.