We aten een ijsje. Ik was met servetjes in de weer om te voorkomen dat het softijs verdween in de korte broek van mijn zoon. Job niet. Die keek naar de lucht.
‘Springen’, zei hij.
Ik volgde zijn blik. Job werd volledig in beslag genomen door kinderen die aan hoge elastieken tegen de hemel sprongen. Het was zomerkermis.
‘Wat springen ze hoog hè, Job’, praatte ik met hem mee en ik draaide zijn hand met daarin het ijshoorntje voorzichtig om zodat de witte kant weer boven kwam te liggen.
Job wees.
‘Springen.’
Toen het ijsje op was en ik met wat extra servetten de tafel had schoongemaakt, duwde ik mijn zoon in zijn rolstoel het terras af. We zouden nog een rondje maken en dan in het zonnetje terug naar huis fietsen.
Maar Job legde zijn handen op zijn wielen en stuurde in de richting van het elastiekapparaat. ‘Jowwa ook springen.’
O god, wat sneu, was het eerste dat ik dacht. Job wil meedoen maar dat kan niet omdat hij gehandicapt is. Zie hier het begin van een gefrustreerd bestaan. Ooit moest het er van komen.
Ik besloot niet direct te antwoorden en Job de kans te geven zelf het inzicht te krijgen dat deze attractie voor hem onbereikbaar was. Was nog aan het nadenken over de formulering van mijn afwijzing.
Zo stonden we samen in stilte naar de lucht te kijken. Het inzicht landde niet bij hem, maar bij mij: misschien kon Job het best, springen aan elastieken. Ik had goed opgelet en gezien dat de kinderen een tuigje aan kregen zodat ze vastzaten een de constructie. Op een trampoline hoefden ze maar weinig kracht te zetten om omhoog te schieten. De vraag was of slappe Job met zijn handen de elastieken zou kunnen vasthouden. Zo niet, dan zou hij in de constructie naar voren kukelen en met zijn hoof naar beneden komen te hangen. Maar ook dan was er weinig aan de hand. Ik zou naast hem staan en hem vasthouden of hem weer van het apparaat losmaken.
Voor vijf euro kocht ik een kaartje. ‘We proberen het’, zei ik tegen de kermisdame die met een schuin oog naar Jobs rolstoel keek.
Bij de attractie stond een ongeïnteresseerde Pool. Ik mompelde wat over een korset, maar hij had Job al vastgeklikt. Langzaam takelde hij de elastieken omhoog die Job met een stralend gezicht en dichtgeknepen handen goed vasthield. Mijn zoon hing keurig recht met de benen naar beneden in de lucht. Ik trok aan zijn voeten om af te zetten op de trampoline. Job sprong!
Snel maakte ik een foto en mailde die vanaf mijn mobiel door naar Jobs vader. Wat een hoogtepunt.
Job bleef stoer springen tot de drie minuten om waren. Toen ik hem weer in zijn rolstoel zette, klonk applaus. Een Vietnamese familie met loempia’s had ons vanaf een muurtje geobserveerd. Ze boog nog net niet voor Job.
Nu is het najaarskermis. Met z’n drieën lopen we zoekend tussen de vallende bladeren en de attracties door. Job ziet de elastieken als eerste.
De volgende column wordt zaterdag 6 november gepubliceerd.
Wow van dit stukje springen me de tranen in de ogen!
Wat mooi!
Hoezo je grenzen verleggen! Prachtig om dit te lezen.
Wat een heerlijke knul,hij is niet bang om iets nieuws uit te proberen.
Jullie hebben daar plezier van.Wens je veel geluk !
Geweldig, wat zal hij genoten hebben.