We hebben koninklijk gedrag meegebracht van onze vakantie in Spanje. In zijn loge bij het zwembad liet Job zich bedienen als een vorst. Eenmaal thuis, bleef hij in zijn rol. Job verzocht ons het oude carnavalskostuum van The King te voorschijn te halen. Tegen iedereen die hem sindsdien aanspreekt met Job, zegt hij pedant: ‘Ik ben niet Job, ik ben Elvis.’
Ons gehandicapte kind had al eerder een Elvis-fase, maar die dateert van een aantal jaren geleden. Eigenlijk dachten we dat het wel klaar was. Maar nee. De trigger was een tekenfilmpje op YouTube. Lang verhaal kort: er is een bijrol voor The King, met wie Job zich om onduidelijke redenen sterk identificeert.
De eerste keer schaften wij, zijn hofhouding, zo’n glitteroutfit voor hem aan, die hij met passend succes droeg tijdens carnaval. Omdat we destijds twijfelden aan de maat, bestelden we twee varianten. Hij hoefde dit keer maar te kikken om door ons in een ruimvallend, wit artiestenpak met gouden stiksels te worden gehesen.
Achter zijn kromme rug om maakten we grapjes over Job die in zijn pak meer weghad van een judoka. “Elvis is een nakomeling van Anton Geesink.”
Maar de koning bekeek zichzelf trots in de spiegel. Hij schraapte zijn keel en verzocht met overslaande puberstem om zijn Elvis-zonnebril. En daarna: “Ik wil gel in mijn haar.”
Zijn wensen werden gecompliceerd toen dezelfde King liet weten dat hij graag in een roze Cadillac werd vervoerd – inderdaad, een zelfde bolide als in het YouTube-filmpje. Zijn vader vond het wel cool en traceerde online een autoverhuurbedrijf dat zo’n opzichtige bolide verhuurt. Ik verzin hier niets.
“Doen?” vroeg Rob nadat hij me de conceptmail met vragen over huurprijs en beschikbaarheid hardop had voorgelezen.
In mijn hoofd hoorde ik ‘Viva Las Vegas’. Het wordt tijd dat The King weer gewoon naar school gaat.