“Mag ik de QR-codes zien?” Gretig houd ik Jobs papieren vaccinatiebewijs onder de scanner van de gastvrouw in het restaurant. Vorige week vreesde ik nog dat we, door mijn schuld, zonder QR-code de verjaardagslunch van oma gingen missen. Net voor het feestje ontdekte ik dat Jobs DigiD was verlopen, en die hadden we nu net nodig om de coronapas uit te printen (Job heeft geen telefoon).
De bureaucratie was ons eens goed gezind: Jobs DigiD arriveerde op tijd en het vaccinatiebewijs bleek online keurig gekoppeld.
Ik ben niet alleen opgelucht dat we Jobs printje hebben bemachtigd, maar nog meer dat het restaurant ernaar vráágt. Vooral nu de besmettingscijfers weer oplopen en mijn zoon nog altijd kwetsbare longen heeft.
Het Van der Valk-restaurant in Deventer voelt veilig. De keten met de Toekan behoort toch al tot onze Job-favorieten omdat we geen rare fratsen hoeven uit te halen om binnen te komen. Meer dan eens moeten er bij andere uitgaansgelegenheden eerst sterke mannen opdraven die Jobs rolstoel over een hoge drempel kunnen tillen, of bevindt de rolstoelingang zich ergens om de hoek. Dan moeten de andere gasten eerst opstaan omdat de wielen lastig tussen de tafeltjes door passen. “Sorry mevrouw, mogen we even…” Begripvolle blikken, maar het voelt oh zo ongemakkelijk.
Niet bij Van der Valk met die royale hellingbaan voor rolstoelen en kinderwagens, pal naast de draaideur. De gangen zijn heerlijk breed en er is een bank bij de tafel waar Job gerust op mag liggen.
Als ik vraag of we de lege rolstoel buiten de eetzaal mogen parkeren omdat zo’n ding er zo ongezellig uitziet, pakt de serveerster het handvat al beet en zegt ze: “Ik rijd hem wel voor u naar de garderobe.” Klinkt klein, maar betekent veel. Onze rolstoel begrijpt ze als een noodzakelijke accessoire die je, net als een paraplu, even bij de kapstok stalt.