Op blote voeten rende ik over straat. Om mijn lijf wapperde een ochtendjas, achter me aan trok ik een groenbak. Drie vuilnismannen groepten samen om de stinkende vrachtwagen. Mag niet, dacht ik. Maximaal twee.
Ze keken niet eens verbaasd. Later bedacht ik dat die jongens gewend zijn aan vergeetachtige burgers die in nachttenue door de wijk hollen om hun opgespaarde afval nog mee te geven.
Ik ontweek de vuilnismannenogen, draaide me om en maakte een hupje op de verkeersdrempel. Dag buurman.
Het was de ochtend van de Amerikaanse verkiezingen. Het was de ochtend van een tierende Donald Trump. Het was de ochtend na de laatste persconferentie van Mark Rutte. Het was de ochtend van maximaal twee.
De straatstenen voelden koud onder mijn voeten. Tussen de vallende bladeren scheen de novemberzon, maar ik wist zeker dat die nep was. Fraude, riep ik. De buurman tikte me op de schouder om te vragen of het wel goed met me ging. Vriendelijk begeleidde hij me naar mijn voordeur.
Ik waste mijn handen (moet!), zette koffie, liet de krant links liggen en sloeg rechtsaf de trap op naar boven.
Hoi Job. Mijn 16-jarige zoon lag in mijn bed een film te kijken over een vliegend konijn dat heerste over de onderwereld. Ik warmde mijn voeten aan zijn kromme lijf.
Er was een tijd dat ik ’s ochtends naar een kantoor ging. Nu bleef ik thuis bij mijn gehandicapte kind omdat de oppas niet kwam vanwege een mogelijk besmette medebewoner en een coronatest en quarantaine en en en en.
Ik voelde me een verwarde vrouw maar wist dat ik het niet was. Alles was volkomen normaal, ik moest er alleen nog even aan wennen.
Ik stopte mijn neus in Jobs nek en snoof zijn vertrouwde geur op. Maximaal twee.