Zelfs op de ouderavond kwam het ter sprake: wat doen we met Jobs schoenen? De begeleidsters thuis hadden ons er al meerdere keren op aangesproken en ook de taxichauffeur roerde zich. Die schoenen!
“We werken eraan”, loog ik.
Ik wilde er helemaal niet aan werken. Jobs schoenen waren nieuw. Ik had ze hoogstpersoonlijk gevonden op internet, na een helse zoektocht. Schoenen in een extreem smalle uitvoering, de juiste maat en nog leuk ook. Ze zaten hem als gegoten. Enig nadeel: de veters. Niet zo raar, want de meeste jongensschoenen hebben veters. Dat zijn vorige model drie klittenbandjes had, was puur geluk. Job moest echt iets nieuws, want zijn oude paar was hij ontgroeid. We konden hem toch niet op sokken naar school sturen?
De nieuwe stappers arriveerden per post en de eerste dag was het meteen mis: Job trok de veters los. Niet zo’n beetje ook, de veters gingen er helemaal uit.
“Niet doen”, probeerden we. En: “Mag niet.”
Hij deed het toch. Dat had ik kunnen weten, want hij doet het al veertien jaar. Ook bij de liftmonteur als die met zijn benen over elkaar aan tafel zit, of bij oma, maar het liefst bij zichzelf. Veters. Moeten. Los.
De meest ingenieuze zeemansknopen hebben we al bedacht, maar onze eigen Houdini peutert ze allemaal los. En dan moeten de schoenen per se uit. Thuis, op school, in de taxi, op de fiets. Ook als het vriest.
Het stomme is: met klittenband heeft hij die obsessie niet.
Misschien hoopte ik dat hij eroverheen was gegroeid. Maar er waren ook echt geen andere geschikte modellen te vinden. Rob geloofde me niet. Hij Googelde en vond klittenbandschoenen. Idioot duur, want extra smal. Hij heeft ze besteld en ze zijn onderweg.
Soms heb ik de neiging een knoopje in mijn zoon te leggen.