Met watervaste stift schrijf ik op elke luier zijn initialen: JH. Drie dagen, twaalf luiers. Moet genoeg zijn. De stapel gaat in de koffer. Ik pak de checklist van school er weer bij. Wat moet er nog meer mee op kamp? Zwembroek: check. Hoeslaken: check. Goed humeur: twijfel. Daar zit ik dan met mijn watervaste stift. Jobs stemming laat zich moeilijk beschrijven. Is die goed?
Al de hele dag vraagt hij of we na kamp weer naar huis gaan. Ja. En of de iPad mee gaat. Nee. Ik zing uitbundig het kamplied (‘Tien kleine visjes’). Soms mompelt hij mee, om vervolgens te vragen of we na kamp weer naar huis gaan.
Ik vraag me af of hij snapt wat het is, kamp. Eén keer eerder ging hij weg met school, maar dat is jaren geleden. Hij weet dat hij ergens gaat slapen, dat hij met de bus gaat, dat er wordt gespeeld. Het thema is onderwater en ik laat hem zelf de boekjes uitzoeken die daarbij passen. Hup, in de SpongeBob-koffer. Maar echt een vrolijke boel wordt het niet.
Die nacht slaap ik slecht. Job niet. Als enige moeder uit zijn klas sta ik om elf uur te zwaaien bij de bus. De andere jongens zijn het wel gewend om weg te gaan, zegt de juf. Die gaan vaker logeren. Rustig staan ze in hun rolstoelen bij de bus te wachten. Ze zijn groot, zie ik. Al jaren zitten de kinderen bij elkaar op school. Job fladdert met zijn armen en doet druk. Het liftje tilt hem heel hoog de touringcar in. Van boven laat hij kushandjes naar beneden dwarrelen. ‘Mama, ga jij ook mee?’
Terug op het werk zeg ik dat er niemand hoefde te huilen bij het afscheid. ‘Jij ook niet?’ vraagt een collega. Die is raak. Het scheelde niet veel, maar ik hield het droog.
’s Avonds is het stil in huis, de volgende dag ook. Ik zeg tegen mensen die ernaar vragen net iets te hard dat het héérlijk is. Maar het is niet waar, ik vind het niet heerlijk. De telefoon ligt naast me op het kussen, ik veer op bij elk geluidje. Ik ben minstens zo onrustig als Job toen hij vertrok. En ik ben boos op mezelf, omdat mijn zoon twaalf jaar is, maar ik me niet weet te gedragen als de moeder van een groot kind.
Woensdagochtend haal ik hem op bij de kampeerboerderij in Brabant. Daar zit meneer, volledig ontspannen op de schoot van een juf. Prima gegeten en overal aan meegedaan, hoor ik. Uitstekend geslapen ook. ‘Jij wel’, denk ik grommend en ik pak hem in. In de auto zingt hij het kamplied. Uit volle borst dit keer. De lentezon schijnt op zijn sproetengezicht en ik neem me weer eens voor Job meer te vertrouwen. Die spanning hóórt erbij, kijk naar jezelf moeders. Job is twaalf.
Oh wat heerlijk beschreven Anne Marie, het ontroerd mij ook haha.
Groetjes,
Sabine
Niks menselijker dan jouw reacte Annemarie!
Wat lief en heerlijk herkenbaar! Gefeliciteerd, je bent een echte en een doodnormale mama 🙂
Mijn kinderen zitten niet in een rolstoel en ik hoef ook geen luiers in te pakken voor op reis. Verder had jouw tekst ook mijn tekst kunnen zijn toen mijn oudste zoon op schoolkamp ging. Kleine kindjes worden groot en dat is voor vrijwel elke mama heel erg spannend.
Het is prachtig om te ontdekken dat je kunt vertrouwen op je kind maar ook vooral erg wennen.
Vorige week ging mijn jongste voor het allereerst op schoolreisje. Samen met z’n kleuterklasje, in de bus naar de dierentuin. Ik dacht dat het voor mij wel makkelijker zou zijn omdat ik dit alles al eens had meegemaakt met m’n oudste. Maar nee hoor, ik zat met nerveuze kriebels in mijn maag te wachten tot de bus met kindjes veilig terug was. Het hele proces van loslaten en vertrouwen begint weer opnieuw 🙂
Nu heb jij wellicht andere zorgen over Job dan ik over mijn kinderen, maar verder delen we precies datzelfde moedergevoel.