Jarenlang probeerde journaliste Annemarie Haverkamp anders te zijn dan zij. Een andere vrouw, een andere echtgenote, een andere moeder. Maar ze kan er niet meer omheen: ze lijkt op haar moeder. En het fijne is: ze is er nu heel blij mee.
(deze column staat nu in Libelle 38)
Ik was zestien en mijn lievelingskleur was zwart. ‘Donkerblauw staat je veel beter’, probeerde mijn moeder. Maar wat wist zij daar nou van? Donkerblauw was voor trutjes met kraagjes en andere bejaarden. Ik pakte een oude sweater en knipte de boord eruit. Nonchalant en stoer!
Achter haar krant dook mijn moeder van ellende in elkaar. De avond daarvoor had ze stiekem met de naaimachine mijn broekspijpen omgestikt. Dezelfde (zwarte) Levi’s die ik juist zo veel mogelijk wilde aftrappen. Er moesten rafels onderaan bungelen. Voor mij een vanzelfsprekendheid, voor mijn moeder een gruwel. Háár dochter kon er toch niet zo bij lopen!
‘Veel vrouwen maken zich er kwaad over dat hun moeder zich zorgen maakt over hoe hun dochters op de buitenwereld overkomen’, schrijft taalwetenschapper Deborah Tannen in haar boek Doe je dat écht aan? ‘We willen als individuen gezien worden, niet als de vertegenwoordigsters van onze moeders.’
Precies. Een individu, dat was ik. En wat was daar mis mee? Volgens de Amerikaanse Tannen – ze onderzocht de relatie tussen moeders en dochters – zijn moeders het hoofd van de pr-afdeling van het gezin. Zíj wensen te bepalen welke informatie er naar buiten komt en zullen proberen de reputatie van de familie hoog te houden. Daarom moesten mijn broekspijpen worden verzorgd.
Inmiddels zijn mijn moeder en ik beiden twintig jaar ouder. Ik heb een zoon van acht. Hij is zwaar gehandicapt. Net als zij, worstelde ik in het begin met de vraag ‘wat ze op straat wel van mijn kroost zouden denken’. En ik schrok. Ik leek toch niet op haar?
In mijn puberteit had ik me voorgenomen alles wat mama deed, later anders te doen. Zinloos, zo zou blijken. Net als zo veel vrouwen, kreeg ik met de jaren steeds meer van haar trekken. Mijn lichaam was net als het hare lang en slank. Haar rimpels verschenen in mijn voorhoofd. Uit een onderzoek van Hallmark (van de kaarten) onder duizend Britten bleek vorig jaar dat 48 procent van de dochters als volwassene zelfs de gewoonten van haar moeder overneemt. De reden is dat meisjes als kind de meeste tijd met mama doorbrengen. Maakt zij thee, dan doe jij dat na met je poppenserviesje. Woorden, uitdrukkingen en rituelen van haar schieten wortel in jouw systeem. En haar genen had je ook al.
Op hun 32ste lijken dochters het meest op hun moeder, zo meldt het onderzoek. In mijn geval klopt dat: op die leeftijd was ik vooral bezig met wat zij altijd had gedaan. ‘Flink’ zijn. Ik was geenszins van plan ten onder te gaan aan de zorgen voor mijn kind met al zijn beperkingen, dus werkte ik fulltime en maakte ik verwoed carrière. Mijn moeders motto thuis was altijd – ja, zelfs als ik doodging van liefdesverdriet -: ‘kop op, schouders eronder en doorgaan.’ Nu was ik blij dat ik van haar had geleerd hoe ik dat in praktijk moest brengen.
Ondertussen leerde ik trots te zijn op mijn zoon die niet was als andere kinderen, trok ik me steeds minder aan van de blikken op straat en zag ik hoe mijn moeder hetzelfde proces doormaakte. Het doet me nog steeds goed als ik haar tegen anderen hoor zeggen: ‘Ons gezin is er niet slechter van geworden.’
Deborah Tannen schrijft dat de moeder-dochterrelatie vergelijkbaar is met een liefdesrelatie. De moeder is als een minnaar die je dan weer afstoot en dan weer lieve woordjes in je oor wilt horen fluisteren. Ik denk dat wij al verder zijn. Als een getrouwd stel weten we waar we elkaar vinden en waar niet. Ik zal haar nooit bellen als ik een nieuw jurkje heb gekocht. Maar heb ik een probleem op mijn werk, dan zoek ik haar op. Meer dan ooit respecteer ik mijn moeder om wie ze is. Als boerendochter kreeg zij niet de kans te gaan studeren. Mij stimuleerde ze om toch vooral mijn (of haar) hersenen te gebruiken.
Dat we ook een belangrijk talent delen, ontdekte ik pas een paar jaar geleden. Ik had mijn moeder gevraagd een gastcolumn te schrijven over mijn zoon. Al jaren schreef ik een serie over zijn leven. Toen ik het verhaal publiceerde in de krant, wilden de lezers niet geloven dat de column van haar was. ‘Precies dezelfde stijl’, zeiden ze. Ik gloeide van trots maar voor het eerst ook van een enorme dankbaarheid. Ik schreef met haar woorden!
Mama schrijft nu zelf artikelen. De inspiratie haalt ze uit haar passie: de tuin. Ben ik bij mijn ouders op bezoek, dan bekijk ik haar met liefde gekweekte bloemen en planten. In een keurig jurkje of nette broek, want op het gebied van kleding ben ik eveneens mijn moeder achterna gegaan. Niet dat we dezelfde smaak hebben, maar rafels zijn in mijn huis uit den boze en sinds ik advies heb ingewonnen bij een mevrouw met een kleurenwaaier draag ik alleen nog maar ‘mijn’ tinten. Geen zwart, veel donkerblauw.