Zelfs op de ouderavond kwam het ter sprake: wat doen we met Jobs schoenen? De begeleidsters thuis hadden ons er al meerdere keren op aangesproken en ook de taxichauffeur roerde zich. Die schoenen!
“We werken eraan”, loog ik. Ik wilde er helemaal niet aan werken. Jobs schoenen waren nieuw. Ik had ze hoogstpersoonlijk gevonden op internet, na een helse zoektocht.
Column: Marktplaats
De bel gaat. Voor de deur staat een man met een doos in zijn handen. ‘Mijn vrouw heeft me gevraagd of ik dit even wilde brengen.’ Vragend kijk ik hem aan. ‘Of zit ik hier niet goed?’ Na inspectie van de doos zeg ik dat ik van niets weet, maar dat het vast klopt. ‘Een SpongeBob-spel, zie ik. Mijn man zal het hebben besteld voor onze gehandicapte zoon, hij is gek op SpongeBob.’ ‘Marktplaats’, zegt de vreemdeling. ‘Als ik vragen mag, wat heeft uw zoon?’
Column: Waalbrug
Op mijn rug lag ik op het asfalt. Job stond precies op het midden van de Nijmeegse Waalbrug die voor één dag was afgesloten voor alle verkeer. Die foto moest ik hebben, van mijn zoon in zijn rolstoel op de middenstreep – speciaal hiervoor was ik naar de brug gefietst.
Column: Hoofdpersoon
Als een verkoper van grafstenen struin ik tegenwoordig langs de overlijdensadvertenties. Hans, Felix, Gradus, Bernhard. Ik kijk niet alleen naar de namen van de overledenen, maar check ook de mannelijke nabestaanden. Heinz, Simon, Chaib. Elke naam spreek ik hardop uit en weeg ik. Hoe reageer je erop? Wordt dit de nieuwe naam van mijn hoofdpersoon?
Column: Heimwee (2)
We móesten zo veel. Job zat net op school en alles leek nog mogelijk, als we de kansen maar pakten. Misschien ging hij wel lezen, staan, fietsen, zwemmen. Vorige week schreef ik over valse heimwee. Hoe ik soms kan verlangen naar de kleine schattige Job van tien jaar geleden. Maar Job was altijd vreselijk complex. Hele dagen waren we met hem bezig, met de kleuter die misschien wel van alles kon. Nu, als veertienjarige, is hij makkelijker. Of zijn wij ouders makkelijker geworden?
Column: Heimwee
Zijn stem verandert.’ Deze week kreeg ik het van drie mensen te horen. Het gaat dus snel. Job haalt de hoge tonen niet meer als hij het SpongeBob-lied meezingt. En als hij met zijn onwennige gromstem het gebruikelijke zinnetje ‘mama ik heb dorst’ uitspreekt, klinkt dat als een bevel van een piratenkapitein die zijn bootsman opdraagt als de sodemieter drank voor hem te halen.
Column: Poezen
Op blote voeten naar de overburen. Miauwende kat in mijn kielzog. Poeh, wat is het al warm. Achter de voordeur ligt een ochtendkrant. Even lezen, staand aan tafel in het lege huis, terwijl de poes spinnend haar brokjes eet. Poes krijgt een aai. ‘Tot vanavond.’
Column: Lachen
We lachen. ‘Job is een beetje verlegen.’ Snel pakken we zijn hand en steken hem uit naar de dokter. Of de verpleegkundige of de chirurg of de assistent of de diëtist of de vrouw achter de balie. Wie dan ook, voor Job heet iedereen in het ziekenhuis ‘dokter’.
Column: PSV-hooligan
Wat zal die 45-jarige PSV-hooligan zich slecht voelen. Ik denk dat hij blij is met zijn stadionverbod van 90 dagen. Je wilt je medesupporters toch niet onder ogen komen? Zij schamen zich collectief de ogen uit de kop voor wat jij hebt gedaan: een weerloze, verstandelijk beperkte jongen voor z’n bek slaan. Hoe ga je dat uitleggen? ‘Hij juichte voor de verkeerde.
Column: Vakantie
Ze was ongeveer even oud als Job nu toen ze bij ons aanbelde. Ik zag een tenger meisje, licht verlegen. Van haar vader – mijn collega destijds – had ze gehoord dat wij nieuw waren in de buurt en een oppas voor ons gehandicapte zoontje van anderhalf zochten. Kon zij misschien… Pas veel later begreep ik dat ze was gestuurd. Haar vader vond dat zijn 15-jarige puberdochter maar eens ‘iets goeds’ moest doen.