De kerstverlichting hangt nog in de voortuin. Op de slaapkamerstoel ligt het rokje dat ik droeg met oud en nieuw. Als ik de koffers naar boven sleep, krijg ik het gevoel terug te keren naar een vorig leven. Alsof we jaren zijn weggeweest.
In huis ruikt het naar stress. We hebben weinig opgeruimd voor we vertrokken. Pas als ik de kast open om een wijnglas te pakken, komen de herinneringen. Op het schap staat het doorzichtige potje met daarin de stukjes tand die ik verzamelde na Jobs val op de badkamervloer. Ik heb ze bewaard naast zijn melktandjes. Omdat ze ooit vastzaten aan mijn zoon, denk ik. Een stuk Job gooi je niet zomaar weg.
Drie dagen na de operatie aan zijn gebit – volledige narcose – zouden we twaalf uur naar Bonaire vliegen. Het was zó spannend. Kreeg Job geen complicaties? Maar vanaf het moment dat we incheckten, verdrongen we de geschiedenis met de tanden. Job leek fit, we gingen gewoon.
Geroutineerd schakelden we over op een andere zender. Twee weken verkeerden we in tropische sferen. Niemand was ziek of gehandicapt, we hoorden slechts het ruisen van de palmbladeren.
Terug in dit huis, zijn ook de zorgen er weer. Ik zie de tandarts voor me in haar groene operatie-overall. Tijdens de ingreep verliet ze de OK om met ons in de wachtkamer te overleggen: Jobs tanden waren door de val wel erg ver in de kaak geslagen. Ze kon ze oplappen, maar ze kon niet garanderen dat ze bleven zitten. Misschien zou het lichaam ze afstoten, en dan had hij geen voortanden meer. ‘U kunt toch nieuwe maken?’ vroeg ik. ‘Niet bij Job. Zijn kaak is te afwijkend.’
Job zonder voortanden. Ik heb er een paar weken niet aan gedacht. Het heeft ook geen zin. Misschien blijven ze wél zitten. Kom op vakantiesfeer, verlaat me nog niet.